20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


27. Krijgsgevangen en weer vrij

De overlevenden van de Pavon die niet gewond waren, kwamen voor het grootste deel in Calais terecht. Soms na mislukte, ongecoördineerde pogingen om alsnog de vrijheid te bereiken. Veldpredikant Greeven hoorde later dat ‘de ongedeerden nog geprobeerd hebben over land naar Cherbourg te gaan, maar ze hebben het net als de autocolonne bij Boulogne moeten overgeven. Ze zijn teruggekeerd naar een plaatsje vlakbij Calais. (Greeven, pag. 37)

Een Nederlandse vluchteling uit Breda, A. Bik-Van der Pijl, die op 21 mei in Calais arriveerde en in de richting van Boulogne liep, ontmoette onderweg Hollandse soldaten en hoorde wellicht als eerste Nederlander van de ramp.

‘De luitenant was een goede bekende van ons. Hij vertelde ons, na in Duinkerken te zijn aangekomen, ’s nachts te zijn ingescheept naar Le Havre, dat hun boot werd gebombardeerd, waarbij een voltreffer midscheeps, veel dooden en gewonden maakte, veel soldaten verdronken, en nu waren ze met de rest eveneens op weg naar Boulogne. (Beschrijving van de vlucht uit Breda naar Nrd.Frankrijk, pag. 3 (Geheugen van Nederland)).
Dat plaatsje was La Coquelles, even ten westen van Calais. Volgens vaandrig Schermers ontbrak er iedere verzorging.

Coquelles De overlevenden van de Pavon moesten zich verzamelen bij het dorple La Coquelles, waar ze enkele dagen later door de Duitsers gevangen werden genomen >

Er is nog steeds geen eten, alleen kunnen wij wat eieren organiseren. Wij hebben honger en vervuilen langzamerhand.'', schrijft hij op 22 mei. Daar kwam de volgende dag nauwelijks verandering in, al stelden de Fransen wel een halve geslachte koe beschikbaar. 'Dit is zelfs onvoldoende om voor de inmiddels 1000 man soep te koken'.

Intussen tastte iedereen volstrekt in het duister wat betreft de militaire toestand, al kwam het oorlogsgeweld hoorbaar dichterbij en schoot de Franse artillerie over de boerderijen heen op de naderende Duitse troepen. Op 24 mei werden drie militairen door artillerievuur gedood. Toen kwamen de Duitsers binnen en werden de Nederlandse soldaten krijgsgevangen genomen.

Ontmoetingen

Wim van Loenhout (zie Bronnen) had er nog geen idee an wat hem boven het hoofd hing, toen hij een zwerftocht begon door de omgeving van Calais, vol spanningen en opmerkelijke ontmoetingen:

- Toen ik bijna in Calais was, moesten we terug, daar ze [soldaten die hij onmoette] zeiden, dat Calais gebombardeerd zou worden. Vlakbij het dorp lag een vliegveld en dat kwamen zij net bombarderen, toen wij er waren.
- Onderweg zagen we een klein huisje, waar een klein vrouwtje in de deur stond. Zij vroeg aan ons of wij geen honger hadden, op zijn Frans natuurlijk! Wij vlug naar binnen en we kregen een bordje aardappels met een ei en een kop met een soort koffie.
- We vroegen onderweg aan mensen om ‘du pain’ (brood), maar zij schudden van neen. Toen we om water vroegen, zeiden ze ‘een franc'. Franken hadden we niet. We zeiden, dat we Hollanders waren. Niets hielp en we kregen geen water.
- We vonden onderweg een wijnfles en liepen ermee naar een pomp achter een huis. We pompten een emmer vol en duwden de flessen onder. Ze waren goed en wel vol toen kwam een vrouw naar buiten kwam stormen. ‘Nondeju, nondeju’, en gaf een trap tegen de emmer.
- 's Morgens vroeg kwamen we tot de ontdekking, dat vlak naast ons drie Belgen hadden geslapen. Dat waren burgers, die waren gaan vluchten. We waren wat blij, dat we nu eens Hollands konden spreken. Ze gingen met ons mee en vroegen voor ons een kop melk. Toen ze vroegen hoeveel het kostte, zei ze dat we dat voor niets hadden.

Kapelaan Lam

Terug in La Coquelles kwam hij bekenden tegen.

Dat waren kapelaan Lam en jongens uit de Peel. Ik sloot mij weer bij de Peel-geesten aan en de andere jongens bij hun eigen makkers. We werden toen allemaal ingekwartierd in een grote boerderij. Ongeveer een 1400 jongens.
Een gedeelte (180, zegt hij zelf) was op het schip achtergebleven, er waren gewonden naar ziekenhuizen vervoerd en er waren soldaten naar Duinkerken terug gegaan.

De eerste dag kregen we een noodrantsoen; de tweede dag niets en de derde dag ook niets. Toen ben ik maar graan gaan zoeken. Dat vond ik onder een paar balen slakkenmeel. Ik stak er vlug mijn mes in en laadde mijn zakken vol, en toen het aan de jongens vertellen. Al spoedig waren de meesten voorzien. We maakten de tarwe wat nat en aten het toen. Drie dagen hebben we toen tarwe gegeten en spoedig waren er dan ook een baaltje of vier minder tarwe. We werden er lui en vadsig van als ik weet niet wat, misselijk, enz.
Ik ging er weer eens op uit en ik kon een krop sla bemachtigen. Ook ging ik stiekem in een kippenhok en ging toen met mijn hand onder een kip zitten, die juist op het hok zat en er niet af wilde. Zij legde inderdaad een ei en ik er vlug uit. Ik maakte er twee gaatjes in en maakte het leeg. Nooit had ik zoiets gedurfd, maar toen wel hoor. Niets is dan te vies of te vuil.
Intussen verschoof het oorlogsfront hun richting uit.

’s Avonds werd verteld dat de Duitsers al op 40 km. voor Boulogne zaten. Ik dacht: ‘Nu nog een paar dagen en we worden doodgeschoten; geen wapens bij ons. Dus zullen we allen wel op een rij gezet worden’.
's Nachts ging het weer van boem, boem, boem, knal, klets, rikketikketik, en maar steeds harder. Om vijf uur hoorden we duidelijk, dat we tussen twee vuren in zaten.
Piet van Haaren wilde niet wachten tot hij krijgsgevangen zou worden gemaakt. Hij wilde er tussenuit met 'n paar man en vroeg aalmoezenier Lam of hij mocht vertrekken. ‘Nou, als je er zo op staat, dan heb je mijn zegen’, zuchtte majoor Lam.

Onderweg volgden ze gespannen de luchtgevechten tussen Engelse en Duitse vliegeniers.

De Engelsen hadden luchtballonnen aan staalkabels op een zodanige hoogte dat de zwaar geladen bommenwerpers daar niet overheen konden. De Duitsers probeerden er tussendoor te vliegen. Sommigen lukten dat niet en vlogen tegen de kabels waardoor vleugels afbraken. Bij het neerstorten ontploften hun zware bommen, een onvoorstelbaar hels kabaal.
Andere vliegtuigen werden neergeschoten. En de ontsnappingspoging strandde, maar leverde wel een vrijgeleide op:
Al heel snel vonden we ons omsingeld door Duitsers; het was `t doodskoppenregiment dat daar met kanonnen en luchtafweergeschut, helemaal compleet, stond opgesteld. De officier ervan en ik kwamen gelijktijdig op elkaar af. Hij vroeg mij: "Sind sie auch Germanisch?" Ik was er wel gelukkig mee dat hij meer op mijn blonde haren dan op m'n uniform lette! Hij vraagt; "Was willst du?". Ik antwoordde: "Nach Holland... nach Hause!". Hij grijnsde: "Sie können ruhig nach deine Mutti". Ik bleef rustig en vroeg hem: "Auch meine Freunde?". "Jawohl, selbstverständlich". "Darf ich von Ihnen ein Zettel haben?". "Natürlich".

Krijgsgevangen

tangbeweging Volgens de website De 2de Wereldoorlog in Frankrijk speelde het besluit dat de Franse en Britse legers samen optrokken om België te helpen de Duitsers in de kaart. Ze maakten een omtrekkende beweging naar de Atlantische Oceaan en namen vanuit Nederland de kuststrook rond Duinkerken in de tang >

De volgende ochtend, dat was dus 24 mei, werden ze krijgsgevangen gemaakt. Wim van Loenhout:

Om zeven uur kwamen er al Duitsers om ons uit de stallen te jagen. ‘Heraus’, zeiden ze. Toen floten de kogels langs onze oren en spatten de granaten om ons heen uit elkaar.(…) Ik zag nog twee Hollandse jongens op een meter of tien van ons vandaan, die een granaatscherf in hun rug kregen en al kermend neervielen. Helpen mocht niet van de Duitse soldaten. ‘Voraus, voraus" zeiden ze maar.
Wubbe Horlings zag ‘drie Duitse soldaten het erf op kwamen lopen. Ze kwamen ons ophalen. De Nederlandse officieren kwamen uit de boerderij, met de handen omhoog. De officieren werden apart afgevoed. Hij beschrijft dat de Duitsers toen wilden weten hoeveel krijgsgevangenen ze eigenlijk hadden gemaakt.

Dus moesten wij geteld worden. Wat ging dat omslachtig! We moesten ons opstellen net z'n vijven naast elkaar. Het duurde erg lang, eer dat in orde was. Wij waren immers gewend aan opstelling met z'n vieren naast elkaar.
Eindelijk was het dus zover. Toen liepen Duitse officieren langs de groep om hardop de rijen te tellen. Immers: het aantal rijen maal 5 zou het aantal krijgsgevangenen zijn. Maar als ze zo ongeveer bij "twintig" waren kwamen ze in de war. Dus beenden zij weer terug om opnieuw te beginnen. Hoe vaak dit gebeurde, weet ik niet neer, maar het waren vele malen. Eindelijk wisten ze wat ze wilden weten.

Abmarschieren!

Van Loenhout vertelt dat de groep eerst een dertig kilometer door moest marcheren. Toen kregen ze een kwartier rust. Daarna moesten ze weer verder, ‘in de bergen en dalen, in de gloeiende hitte, geen eten en geen drinken’.

's Avonds om een uur of acht begon het te regenen en te onweren. Het leek wel of de wereld verging, zo'n licht!, en dat was toch al zo mooi in de bergen.
Allen snakten naar wat water, en likten hun lippen af, als die nat werden. Als we dan door een dal liepen en we tot over onze knieën door het water liepen, dronken de meeste jongens het water dat van de bergen af kwam gelopen.
Hijzelf bedwong zich nog wat. ‘Ik dacht: als je nu ook nog ziek zou worden van dat water, dan ben je helemaal verkouden’. Pas in een dorp haalde hij met een blikje van zijn noodrantsoen water uit de goten van de huizen ‘en dronk, tot ik er buikpijn van kreeg’.

In een volgende stad; hij noemt Hontreuil (maar zal Montreuil bedoelen) kwam zijn groep terecht bij andere krijgsgevangenen: Engelsen, Marokkanen en Belgen.

Die stad was ook flink gebombardeerd. Daar zouden we dan maar moeten slapen, na 60 km lopen, want het was nu twaalf uur. Maar ze konden geen onderdak voor ons vinden en dus moesten we maar buiten slapen, in de regen. In vakken, die waren afgezet met prikkeldraad: Fransen apart, Engelsen apart, enz. Ik ging op mijn deken zitten en leunde tegen een muur. Alles was nat, dus slapen was er niet bij.

Broedervolk

In een proefschrift over Nederlandse krijgsgevangenen (pag. 54) legt David Jan Smit uit dat het hoofdkwartier van de Führer de Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden op 30 mei liet weten dat de Führer besloten had de Nederlandse militairen uit hun krijgsgevangenschap te ontslaan, zowel in Nederland als in Duitsland, en kennelijk dus ook in Frankrijk.

De andere morgen, zegt Van Loenhout, kwamen al vroeg Duitse officieren zeggen, dat de Hollandse soldaten vrij waren en dat we onder Hollandse leiding naar huis mochten.

Wubbe Horlings heeft dezelfde toespraak aangehoord:

Het was nog niet laat de volgende dag, toen we ons moesten verzamelen. Alleen de "Holländer". Een Duitse officier ging op een verhoging staan en hield een toespraak. Die kwam er op neer, dat de Nederlanders ook Germanen waren, dus een broedervolk. De Nederlanders hadden eerlijk gevochten, en dus had de Führer bevel gegeven, alle Nederlandse krijgsgevangenen in vrijheid te stellen. Natuurlijk rekende de Führer er wel op, dat wij dan straks mét Duitsland tegen het perfide Albion zouden strijden. We waren natuurlijk wel blij met deze beslissing van de Führer. Dat van dat samen strijden hebben we maar vergeten.

Verder met: Inhoud |
of:

28. Broedervolk
29. Gebaar van 'Goede wil'


Make a free website with Yola