20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


14. ’Al die Hollanders moeten weg!’

De Zeeuwse commandant Van der Stad, nog steeds 'bevelhebber van alle strijdkrachten ter zee en te land in Zeeland' buiten dienst, had het plan de Nederlandse troepen te herorganiseren en hen elders onder te brengen om zodoende een flink Nederlands legioen te kunnen vormen. Op 18 mei ging hij naar Duinkerken, waar hij door de Franse positiecommandant generaal Jules Henri Watrin werd ontvangen.

Die had echter maar één boodschap: de Nederlandse troepen in de Jean Bart-kazerne moesten zo snel mogelijk weg, naar het zuidwesten van Frankrijk of naar Engeland.

Van der Stad, meldt Zuidfront Holland, liet zijn verbindingsofficier bij Watrin achter en vertrok terug naar het noorden om de opvang te regelen van de resterende Nederlandse eenheden.

Het bleek al snel dat ook de Fransen in Zeeuws-Vlaanderen de Nederlandse soldaten die daar nog rondzwierven liever kwijt dan rijk waren, zodat Van der Stad ook hen opdracht gaf naar Duinkerken te vertrekken. Toen vertrok hij opnieuw naar Duinkerken. Uiteindelijk kwamen er ca. 2000 Nederlandse soldaten terecht in de Jean Bart-kazerne.

Daar bleek dat 'les Hollandais' eigenlijk ook helemaal niet welkom waren.

De verpleging in de Jean-Bart-kazernne liet te wensen over; sommigen kregen uitstekend te eten, anderen die na een maaltijd binnenkwamen niets…. Geld om mensen tenminste wat rookgerei te verschaffen hadden we nog steeds niet. De Fransen en Belgen probeerden herhaaldelijk onze vrachtwagens en fietsen in beslag te nemen; benzine wilde men ons niet geven. Ten aanzien van de afvoer van Nederlandse troepen kon niemand ons persoonlijk inlichten. Het lag er duimendik op, dat men ons een grote last vond en alleen te beleefd was om het te zeggen. (De Jong, deel 3, pag.453)

Per auto of per boot?

De Nederlandse soldaten zaten in Duinkerken verstoken van nieuws, opdrachten en toekomstperspectieven, constateert veldpredikant Greeven.

We begrepen eigenlijk niet goed, wat men met ons wilde aanvangen. Vaag hadden we reeds de geruchten vernomen van de capitulatie van Holland. In Zeeland waren die geruchten door het oppercommando tegengesproken. Niettemin bleven ze aanhouden. Van het verdere verloop van de oorlog wisten we ook niets. We zaten in een volslagen onzekerheid. (Greeven, pag. 25)
In een achtergrondverhaal over de driedaagse oorlog van Zeeland (PZC 24 april 1990) wordt bevestigd dat Van der Stad ‘een ongelukkige poging’ deed het nieuws over de capitulatie van Holland en het vertrek van de koningin te verdoezelen:

”Radioberichten overgave Holland valsch”, liet hij op de avond van de veertiende mei alle burgemeesters per telegram weten. “Overal wordt doorgevochten.”
In de ochtend van maandag 20 mei leek aan de apathie een eind te zijn gekomen. Toen Geeven die ochtend na omzwervingen door Duinkerken bij de kazerne terugkeerde bleek, dat er opeens concrete plannen waren, die onmiddellijk in uitvoering waren genomen.

I-50 R.I. [het eerste bataljon van het 50e Regiment Infanterie] was hard bezig zich klaar te maken voor vertrek. Fietsen en andere bagage werden op vrachtauto’s geladen. Want er zouden twee wegen gevolgd worden. De autotrein zou over land zuidwaarts gaan. De manschappen zouden over zee vervoerd worden. (Greeven, pag. 31)
Hij geeft de discussie weer die volgde, over de risico's en wie welk transport zou begeleiden. Er was onder het ‘veldpredikerskorps', zoals Greeven zijn collega’s aanduidt, ‘weinig puf om op de boot te stappen’ . Hijzelf koos ‘met een bezwaard hart’ om mee te gaan over zee.

Omdat we den toestand niet kenden vonden we de weg te land het veiligste en de beste. De zeeweg leek ons wegens de veelvuldige bombardementen een hachelijke onderneming. Aan het einde van de historie zal blijken dat geen van beide wegen tot het doel hebben geleid.
De autoroute liep volgens Greeven vrijwel onmiddellijk vast, in Boulogne-sur-Mer. Daar waren de bruggen openblazen. Op de terugweg naar Duinkerken werden de manschappen door de Duitsers gevangen genomen.

Duinkerken

SS Pavon

De haven van Duinkerken in mei 1944 (op site over Battle of Dunkirk (28 mei - 4 juni) >

De Franse commandant van Duinkerken, brigadegeneraal Watrin, moet trappelend van ongeduld op de kade hebben gestaan, toen de Pavon met een enorme vertraging onderweg was uit Vlissingen. Het Franse vrachtschip zou volgens de planning in de ochtend van 20 mei de haven van Duinkerken verlaten met een lading wol (volgens andere bronnen kapok of katoen). Watrin had besloten het schip weg te sturen met zo mogelijk ook alle Nederlandse soldaten.

’Hij stelde zich zeer weerbarstig op jegens de schout-bij-nacht Van der Stad en sommeerde zelfs de totale ontwapening van de Nederlandse militairen. Ook werden alle voertuigen waarmee men was gekomen gevorderd. Bovendien eiste de Fransman dat de Nederlanders zich zouden verwijderen uit Duinkerken, dat inmiddels wegens de snelle Duitse opmars frontzone dreigde te worden', stelt Zuidfront Holland. ’Daartoe had de Franse generaal een schip van de marineleiding gevorderd dat in Duinkerken gereed lag, de Pavon’.
Op 18 juni 1930 werd de Pavon bij de Schotse werf Napier and Miller Ltd te water gelaten, meldt Zuidfront Holland in een speciaal hoofdstuk, 'De tragedie met de Pavon'. Het is een gedegen stuk werk, waarin alle mogelijke aspecten van de ramp die zich voltrekken zou gedetailleerd aan de orde komen.

Pavon De Pavon was een middelgroot vrachtschip. Het had een lege waterverplaatsing van 4.100 ton en een volledig beladen verplaatsing van 7.500 ton. Het was 120 meter lang en had een grootste breedte van 16 meter. De diepgang beladen was 7 meter. Met 11,5 knopen had ze een aanvaardbare snelheid voor die tijd. De reder van de Pavon was ‘La Compagnie de Navigation d’Orbigny’ in La Rochelle in het Franse Bretagne.

De naam Pavon verwees wellicht naar een plaats in Argentinië. Het schip heeft in de acht jaar dat ze commercieel dienst deed op lijnen gevaren tussen de Belgische en de Franse westkust en Zuid-Amerika, waarbij vooral de routes Antwerpen – Montevideo / Buenos Aires werden bevaren.

In 1939 had de reder een aanzienlijke vloot met circa 20 grotere vrachtschepen, waaronder de Pavon. In september 1939, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, werd de gehele vloot echter gevorderd door de Franse marine. Tijdens de schemeroorlog werd de Pavon – net als andere gemilitariseerde Franse vrachtschepen – uitgerust met een eenvoudige bewapening. Het ontving een dekkanon [vermoedelijk van 5 cm], een snelvuurkanon tegen luchtdoelen van 2,5 cm en enkele lichte mitrailleurs.

Naar buitenhaven

Veldprediker Greeven wilde nog wat informatie inwinnen over de begeleiding en sprak de Zeeuwse opperbevelhebber Van der Stad aan. Maar hij kwam van een koude kermis thuis.

Die opperbevelhebber was een mensch, die me niet erg aanstond. Nog op het kazerneplein had ik aanstalten gemaakt, om me even voor te stellen en hem te vragen of we op de reis ook geleide meekregen van vliegtuigen of oorlogsschepen, teneinde de jongens, die ook ongerust waren, wat op hun gemak te kunnen stellen. Maar ik werd op een dusdanige wijze door hem afgesnauwd, dat ik ‘m op even ostentatieve wijze brutaalweg den rug heb toegedraaid en met ’n hand een beweging gemaakt, die hem beduidde, dat hij dóór kon gaan, en dat ik niets met hem van doen wilde hebben. (Greeven, pag. 31)
‘Toen zei iemand: we moeten naar de boot!’, vertelde sergeant Gerrit van den Burg aan het Nieuwsblad van het Noorden.

En iedereen spoedde zich naar de havens. Daar stond ineens een Nederlandse officier te roepen die ons, nota bene met getrokken pistool, aan boord van een schip commandeerde. Waar we naar toe gingen, niemand die het wist. Het gerucht ging dat we naar Cherbourg moesten, om daar te werken in een munitiefabriek’.
'Wij gingen weg', meldt Greeven na een kennelijke order.

We marcheerden Duinkerken door, naar de havens, die duchtig gebombardeerd bleken, en werden daar met 1800 man in een schip geladen, dat dadelijk na de inlading naar de buitenhaven verhaald werd. (Greeven, pag. 31)
Die 1800 man was op dat moment overdreven. In totaal werden die ochtend 1200 Nederlandse militairen ingeladen, meldt Zuidfront Holland. Het schip was toen inderdaad klaar voor vertrek, maar dat gebeurde niet. Toen de Franse kapitein koers wilde zetten naar Cherbourg, hield brigadegeneraal Watrin de boot tegen.

De dadendrang van Watrin

De dadendrang van Watrin In 'De strijd in Zeeland - Mei 1940', uitgegeven door de Staatsdrukkerij in 1954, pagina 153-156, wordt aan de hand van de toen beschikbare gegevens een overzicht gegeven van de gebeurtenissen. Aanvankelijk moest een detachement van 1200 man worden ingescheept op het SS Pavon, met bestemming (naar men dacht) Cherbourg. Generaal Watrin, C. de la Place [plaatselijk commandant] vond echter dat ook de overige aanwezige militairen moesten worden bijgeladen, 'hetgeen na 200 man op protesten van de C.Z. [Commandant Zeeland = Van der Stadt] en de gezagvoerder werd gestaakt'. Naar schatting bevonden zich toen 1450 man aan boord.

Volgens een verslag dat vaandrig Gert Schermers (1918) kort na thuiskomst samenstelde was de inscheping ‘om elf uur ’s morgens gereed’. De getijtabel in Duinkerken van 20 mei 1940 (zie volgende hoofdstuk) bevestigt dat het toen bijna hoog water was: 11.34 uur; 5,97 meter. Maar de Pavon, vult hij aan, ‘blijft daarna nog tot tien uur in de buitenhaven, omdat op gunstig tij gewacht moet worden’. Om 18.34 uur was het laag water: 0,61 meter.


Groot getijverschil in Duinkerken

getij

Volgens een getijdenberekening (zelf gegevens instellen) was het op 20 mei 1940 in Duinkerken om 11.34 uur hoog water: 5,97 meter boven (laten we zeggen) NAP. Daarna zakte het water om zeven uur later, 18.34 uur, 0,61 meter te bereiken: een verschil van ruim vijf meter. Vervolgens trad de vloed weer in, met een hoogtepunt van 6,01 meter om 0.08 uur op 21 mei. Vanwege het grote verschil tussen eb en vloed werden bij eb de sluisdeuren van de haven gesloten. Voor wie ooit in de omgeving van Duinkerken langs haventjes heeft geslenterd is dat niet onbegrijpelijk: tientallen bootjes staan of liggen bij eb schots en scheef op het droge zand.


In zijn herinnering werd het uitvaren van de Pavon vertraagd omdat in opdracht van de Franse commandant gewacht moest worden op een groep Nederlandse militairen die nog onderweg waren naar Duinkerken. Toen die ’s middags aan boord kwamen – volgens één van de deelnemers via een touwladder! – moest worden gewacht op de volgende vloed om uit te kunnen varen. Het gunstige tij was verlopen.

De dadendrang van Watrin had de opvarenden met een aanzienlijke vertraging opgescheept: Het was eb geworden en het schip moest wachten tot het water weer hoog genoeg stond.


Verder met: Inhoud |
of:

15. Als haringen in ton op riskante zeereis
16. De hel breekt los


Make a free website with Yola