20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


7. Zeeland overstroomd door soldaten

Voor Zeeland kenmerkte 10 mei 1940 de start van een uiterst verwarrende periode. Vanuit het oosten naderden de Duitsers; de bombardementen begonnen al in de vroege ochtend. Uit het zuiden rukten plotseling Franse soldaten binnen. Overzee naderde hulp van de Britten. Vijandelijke vliegtuigen werden neergeschoten. Het zag er serieus naar uit dat Nederland de plotselinge Duitse overval af zou kunnen slaan.

Toen bleek, plotseling, de koningin de wijk te hebben genomen naar Engeland. Rotterdam werd gebombardeerd en het Nederlandse leger bood de capitulatie aan. Die gold niet voor Zeeland, omdat die provincie feitelijk door de Fransen was bezet. En bovendien stroomden vanuit Brabant ongeregelde Nederlandse troepen Zeeland binnen, die de moed hadden opgegeven.

Ergens daar tussendoor fietste Wubbe Horlings naar Walcheren, na een kennelijke order dat in Grijpskerke, noordwest van Middelburg, voor de Peeldivisie hergroepering zou volgen. Vlissingen werd in mei 1940 gebombardeerd door zowel de Duitsers als de geallieerden Vanwege de militair-strategische ligging begonnen ook de geallieerden de stad stelselmatig te bestoken. Vlissingen kende gedurende deze periode maar liefst 84 bombardementsdagen.

Na de strijd om de bevrijding in november 1944 kon de trieste belans worden opgemaakt. Vlissingen leek op een spookstad. Er was slechts één huis geheel onbeschadigd uit de strijd gekomen.

Westerschelde

Franse troepen overschreden op 10 mei, tegen het einde van de ochtend, de Frans-Belgische grens. In België en Nederland werd hun opmars, vertelt De Jong (deel 3, pag. 157), ‘begeleid door het gejuich van de bevolking’. De Fransen arriveerden kort na drie uur ’s middags in Breskens, Terneuzen en Perkpolder; de drie punten waar men de brede Westerschelde het gemakkelijkst kon oversteken.

Onmiddellijk begonnen de Franse motorrijders zich in te schepen. De eerste pantserwagens volgden spoedig. De veel zwaardere tanks rolden nog ergens door België.
Voor de Zeeuwen was het een geruststellende gedachte dat de Franse bondgenoten ('On les aura, les Boches!' ) gearriveerd waren. 'Hoge eisen bleken ze niet te stellen. 'n Slok landwijn spoelde het droge kommiesbrood door de keel en bleek hun goed te smaken. Aan de tucht en de orde mankeerde niets’.

Maar helemaal zonder risico was het niet, meldt De Jong:

Op enkele plaatsen, zowel in Noord-Brabant als in Zeeuws-Vlaanderen, kwam het voor dat die Franse troepen door nerveuze Nederlandse militairen (die niet wisten dat de Fransen in aantocht waren en het Franse uniform niet kenden) onder vuur genomen werden. Bij Hansweert op Zuid-Beveland scheelde het niet veel of men had de motorscheepjes die met de eerste échelons van de verkennersgroep aankwamen ('niemand was hiervan op de hoogte gesteld'), in de grond geboord (deel 3, pag. 158).

Aanvoer overzee

Ook over zee werden Franse troepen aangevoerd. Op de eerste oorlogsdag om half zes ‘s avonds kwam de eerste infanteriedivisie in Vlissingen aan. Ongeveer op hetzelfde moment zette zich in Duinkerken een groot vrachtschip vol soldaten in beweging, de Pavon, die door vijf torpedoboten werd geëscorteerd.

Al op 10 mei 1940, meldt Zuidfront Holland, kreeg de Pavon een opdracht om Franse uitrusting en troepen naar Nederland te vervoeren. Dat leidde tot een vaart op 11 mei vanuit Duinkerken waarbij ze samen met het Franse vrachtschip Newhaven, begeleid door enige kleine Franse patrouilleschepen en twee Britse destroyers, naar Vlissingen vertrok.

De Newhaven was een een snel, klein passagiers- of licht vrachtschip, van 1.000 ton, dat circa 1.000 passagiers kon vervoeren. Het lag in april 1940 al in Rotterdam om Franse evacuees op te halen als Duitsland Nederland binnen zou vallen, maar werd op 8 mei naar Duinkerken gedirigeerd. Op 10 mei nam het schip al deel aan het eerste konvooi dat naar Vlissingen werd gestuurd; de begeleiding van de Pavon was het derde konvooi naar de Nederlandse havenstad. Later werd het opgenomen in de Kriegsmarine.

Volgens Mars et Historia ((95/3, pag. 14) wachtte de Pavon bij aankomst een warm welkom. ‘Toen het om 20.00 uur op de rede voor Vlissingen verscheen, kreeg het schip een zwaar Duits luchtbombardement te verduren. Het kon eerst op 12 mei om 1.30 uur de haven bereiken'.

Nooit eerder contact

Tot de Duitse inval was er, volgens Jan H. Wigard (op zijn website over Zeeland in mei 1940), nooit contact geweest tussen Frankrijk en Nederland over het hoe en wat in geval van een oorlog. De Nederlandse neutraliteitspolitiek was tot het laatste moment gehandhaafd.

Bij het eerste contact met de Fransen kreeg de Zeeuwse legercommandant Van der Stad volgens Wigard te horen dat Nederland niet of onvoldoende maatregelen had getroffen. In tegenstelling tot de het Franse leger, dat ook uitvoerig bezig was geweest met voorbereidingen voor de Engelse expeditionaire legermacht.
Van der Stad had echter, constateert Wigard,

de beschikking over matig getrainde troepen, een zeer beperkte staf en hoegenaamd geen andere verbindingsmiddelen dan de PTT-telefoon. Het merendeel van het opgestelde geschut was oud tot zeer oud en vertoonde al snel onherstelbare problemen. Te velde zorgde het taalverschil en de onbekendheid met de uniformen van Franse en Nederlandse troepen voor een aantal fatale problemen.
Volgens Wigard kwamen veel van de problemen betreffende de beschikbare mankracht en de bewapening voort uit de bezuinigingen in de jaren ‘30, het vasthouden aan het neutraliteitsbeginsel en een sterk pacifisme.

Londen had Nederland afgeschreven

Ook vanuit Engeland naderde hulp. Dat het Duitse offensief in West-Europa, zodra het losbarstte, zich ook tot Nederland zou uitstrekken, was door de regering en de militaire leiding in Londen voorzien, stelt De Jong. Maar de Britten hadden geen vertrouwen in de Nederlandse verdedigingscapaciteit.

Men had (daar kwam het op neer) Nederland bij voorbaat afgeschreven. De enige militaire operatie die voorbereid was hield in, dat zogenaamde demolition parties (vernielploegen) per torpedobootjager naar IJmuiden, Hoek van Holland, Vlissingen en Antwerpen overgebracht zouden worden o.m. om er de haveninstallaties onbruikbaar te maken en de aardolietanks in brand te steken. Voorts had de Admiralty tevoren vastgesteld dat het transport van de goudreserve van de Nederlandse Bank over de Noordzee een escorte zou krijgen van enkele Engelse marine-eenheden. (De Jong, deel 3, pag. 158)

Mitrailleerende vliegtuigen

Moerdijkbruggen Dat de Duitsers de Moerdijkbruggen snel veroverden, zette een streep door de Nederlandse strategische plannen. Zuidfront Holland over de verdediging van de Moerdijkbruggen >

Intussen was vanuit Brabant een grote Nederlandse troepenbeweging op gang gekomen, opgestuwd door Duitse binnenvallers, richting ‘Holland’. Maar omdat de essentiële schakel daarvoor, de Moerdijkbruggen, al gauw in handen van de Duitsers waren gevallen, boog de stroom af richting Zeeland. Veldpredikant Ph.Jac Greeven trok samen met eenheden van de de Peeldivisie vanuit Oost-Brabant (Boekel, Odiliapeel, Erp, Wanrooy, Ledeakker) naar het westen. Hij legde niet lang daarna zijn ervaringen vast in Herinneringen aan de oorlogsdagen van 10 Mei – 6 Juni 1940 (48 pag. pdf). Volgens hem hadden Duitse vliegtuigen het onderweg op de troepen gemunt:

Onderweg maakten we al een keer kennis met iets, dat ons op het verdere van onzen tocht zooveel ellende berokkenen zou: mitrailleerende vliegtuigen. In een klein dorp kwam er ons een achterop, met donderend geraas van de motoren scheerde het laag over ons heen. Alleen had men ons te laat opgemerkt en de kogels vlogen over ons heen. (Greeven, pag. 9)
Vele kilometers verder was het wel degelijk raak:

Snel wierpen we onze fietsen tegen een boom en doken weg in een greppel langs den weg. Doodstil bleven we daar zitten onder een heg. En nauwelijks zaten we daar of het vliegtuig vloog met een boog boven onze hoofden heen, en takke-takke-tak, daar deed het geratel van de machinegeweren zich hooren.
(…) We konden duidelijk vernemen, dat een eind verder een groot rumoer op den weg ontstond. Toen we na enkele minuten onzen weg konden vervolgen, zagen we de uitwerking van deze beschieting. Doode en in elkaar gezakte paarden op den weg, wagens die door de verschrikte paarden in de sloot gereden waren, gebroken voertuigen, en daartussenin de gewonden.
De eerste gewonde die we tegenkwamen was een meisje met een doorschoten hand. Een man met een bebloed hoofd was de tweede, en verder lagen er nog [meer] militairen.
(…) Hoewel op een gevaarlijk weggedeelte liggend, werd geen van deze menschen in den steek gelaten. Alle kameraden spanden zich in om zoo goed en kwaad zij konden hun makkers de eerste hulp te verleenen. (Greeven, pag. 11)

Nog meer soldaten

Op 11, maar vooral op 13 mei, trokken gedemoraliseerde troepen vanuit de Peel Zuid-Beveland en via België ook Zeeuws-Vlaanderen binnen.

Sommige legereenheden gaven te kennen dat verder strijden zinloos was geworden.

Door. personeel van sommige compagnieën en batterijen (werd) ronduit de mening verkondigd dat men, nu Nederland had gecapituleerd, niet langer diende te vechten. Men vocht dan immers nog alleen maar voor de Fransen! (De Jong, deel 3, pag. 472)

Verder met: Inhoud |
of:

8. Oponthoud voor de Pavon
11. Laatste veerpont uit Vlissingen


Make a free website with Yola