20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


16. De hel breekt los

Het verhaal van Wubbe Horlings

De stemming aan boord was gelaten. Niet paniekerig. Maar ook werden er geen moppen meer verteld.

We richtten ons zo goed mogelijk in voor de nacht. Schoenen losmaken, maar wel aanhouden. Als het nodig mocht zijn, moest je ze zo uit kunnen schoppen.

We lagen onder het stalen dek. In het midden een groot vierkant gat: de planken waren niet aangebracht. We zagen de heldere hemel, verlicht door de maan. We doezelden wat.

Ineens gebrom in de lucht. “Dekken!”, werd er geroepen. Drie Duitse vliegtuigen, ik denk jachtbommenwerpers, vlogen van achter naar voren over het schip. En terwijl ze overvlogen, vuurden de Duitsers met hun boordwapens. We zagen het vuur van het dek opspatten, als de kogels dat dek troffen. Griezelig. Maar er kwam geen paniek. Gelaten lieten we alles over ons heen komen.

Er was weinig contact tussen achter- en voorschip. Er werd wel wat gepraat over doden en gewonden, maar niemand wist het precies. Maar toen waren de Duitsers er al weer, weer van achter naar voren. Alles ging op dezelfde manier: gierende bommen, doffe knallen uit het voorschip, hevig vuur uit de boordwapens, vuurwerk op het dek.

En zo ging het vijf maal achter elkaar. Je raakte er aan gewend.

Fatale ruil

En toen bleven ze weg. We konden gaan slapen. We lagen met ons hoofd tegen de zijwand van het schip. Ik moest mijn knieën optrekken, anders schopte ik tegen het hoofd van een soldaat, die zich daar neergelegd had.

Naast mij lag een Jager die ik kende. We waren wel geen dikke vrienden; eigenlijk lagen we elkaar niet zo goed, maar daar dacht je nu natuurlijk niet aan. Hij was alles kwijt, zijn dekens, enz. Zelfs had hij een officiersuniform aan, omdat hij zijn eigen uniform ook kwijtgeraakt was. De sterren had hij er af gehaald.

Omdat ik mijn dekens wel had, bood ik hem aan, ook maar onder mijn dekens te kruipen. Hij wilde zeker iets terugdoen, en stelde voor van plaats te ruilen, want, zei hij: "Jij bent langer dan ik en jij hebt minder ruimte."

Zo gezegd, zo gedaan. Niet lang daarna was hij dood!

De hel breekt los

< Het is niet bekend welk vliegtuig de fatale bom liet vallen. Waarschijnlijk was het een Stuka, de Duitse duikbommenwerper die zijn vernietigende kracht tijdens de Blitzkrieg heeft bewezen. Hij was zo populair dat de Duitse posterijen er een postzegel aan wijdden.

We gingen maar slapen. En ik viel in een diepe slaap; zó diep, dat ik niet eens hoorde dat we weer gebombardeerd werden.

Deze keer kwamen de bommen in ons ruim terecht. Ik heb geen schoten gehoord, en ook geen gieren; zelfs hoorde ik niet het ontploffen van de bommen, al gebeurde dat op nog geen tien meter van mij vandaan. Wel werd ik van dit lawaai wakker, want ik heb nog wel gehoord dat de bomscherven de wand raakten.

Even was het toen doodstil. Het eerste wat ik opmerkte was, dat de motoren nog wel werkten. Gelukkig, dacht ik, het schip drijft dus nog.

En toen brak de hel los. Overal klonk gegil, gevloek en ook hoorde je bidden. Uit wel tien monden klonk de kreet: "Moederrrrr....."

In dit lawaai klonken toen twee korte droge knallen. Later hoorde ik, dat een van onze sergeants.die beide benen kwijt was, en die een revolver achtergehouden had toen wij onze wapens hadden moeten afgeven, een eind aan zijn leven had gemaakt.

Bijna al onze onderofficieren waren omgekomen. In strijd met het gebod van de Fransen waren ze een trap lager gegaan, om wat meer ruimte te hebben; boven was het immers overvol. Een van de bommen schijnt midden tussen hen in te zijn ontploft.

Baal katoen breekt val

En nu was het zaak naar boven te komen. Je kon geen hand voor ogen zien: Ietterlijk, want ik heb het geprobeerd.

Ik voelde iets warms over mijn rechterwang. Toen ik met mijn hand over mijn hoofd streek, voelde die hand nat aan. Ik was dus gewond, maar voelde geen pijn. Later bleek, dat ik een bomscherf tegen mijn rechterslaap gekregen had. Een militaire arts vertelde me dat, als die bomscherf een centimeter verder terecht was gekomen, ik ook dood zou zijn geweest.

Nu was het zaak, zo gauw mogelijk boven te komen. Ik wist dat schuin rechts voor me, bij de tegenovergestelde wand, een ladder stond. Daar moest ik dus heen. Omdat je geen hand voor ogen kon zien liep ik voetje voor voetje naar die hoek toe. Het verwonderde me, dat ik niet tegen iemand aanliep. Zo bewoog ik me voorwaarts.

Ineens had ik geen grond meer onder mijn voeten. Ik stortte naar beneden. Ik was de enige niet. Veel jongens zijn te pletter gevallen op de bodem van het schip. We hebben later wel iemand opgehaald die met zijn hoofd op een richel terecht was gekomen, die gevormd werd door de randen van de stalen platen van de scheepswand die aan elkaar gelast waren. Maar ik had nog geen schrammetje, omdat ik terecht kwam op een achtergebleven baal katoen,die ook nog niet smeulde. Want op de bodem waren een aantal balen achtergebleven, waarvan een deel in brand was geraakt, of liever: ze smeulden. Daardoor was het zo pikdonker in ons ruim,

Grenzen aan naastenliefde

Er heerste een verstikkende atmosfeer. Ik verwachtte binnenkort het bewustzijn te zullen verliezen. Eigenaardig was, dat ik heel rustig was. Ik dacht aan mijn meisje, Truus. Ze zou mij nooit meer zien, dacht ik. Maar ik had geen angst. Ik bad of God haar nabij wilde zijn.

En toen.... scheen iemand met een zaklantaarn van boven naar beneden. En in die bundel licht, die door de minder dicht wordende rook drong, zag ik een dubbel-T-balk, die door de bommen moest zijn losgerukt, naar beneden was gevallen en nu muurvast vastzat in de bodem, waar hij waarschijnlijk doorheen was geslagen, Hij stak schuin omhoog, Als ik daar op zou kunnen klimmen, zou ik misschien het bovenliggende ruim kunnen bereiken.

Toen ging het licht uit. Maar ik liep naar de plek waar ik wist dat de paal was. Iemand anders wilde mij voorbij. Hij had de paal zeker ook gezien. Hij wilde mij opzij duwen, maar ik dacht aan de tekst: "Hebt uw naaste lief als u zelf” en ik bedacht: er staat: “als uzelf, niet méér dan uzelf" en slingerde hem achteruit met de woorden."Nee, joh, wie 't eerste komt het eerste maalt, ik was eerst."

Ik bereikte de balk en klom naar boven,Toen ik boven op de balk stond kon ik met mijn handen boven de rand van het volgende ruim komen. Ik ben nooit sterk geweest in klimmen of andere gymnastiek, maar nu was ik met een slinger een verdieping hoger.

Achter mij kwam de soldaat, die ik achteruit geduwd had. Ik was toch blij dat ik hem de hand toe kon steken en hem zo naar boven kon helpen.

Ondertussen was de lucht wat minder verstikkend geworden. En zo konden we zonder veel moeite helemaal boven komen.


Verder met: Inhoud |
of:

17. Nachtmerrie op Nauw van Calais
19. Chaos op het bovendek


Make a free website with Yola