20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


13. Inschepen met onbekende bestemming

Het verhaal van Wubbe Horlings


Wubbe Horlings vermeldt weinig over de tocht door België en Noord-Frankrijk, en niets over de tegenwerking die andere soldaten van autoriteiten en bevolking ondervonden.

Volgens De Jong (deel 3, pag. 489) hadden de Nederlandse soldaten in Noord-Frankrijk het vaak extra moeilijk.

Zij spraken een taal die vooral door veel Fransen voor Duits gehouden werd. Ze droegen een uniform dat men niet kende en dat dus verdenking wekte. Velen hunner hadden geen wapens meegebracht, van anderen waren de wapens afgenomen. Als regel kostte het grote moeite onderdak en verpleging voor hen te vinden.
Daarbij was van belang dat sommige commandanten wel aanzienlijke krijgskassen bij zich hadden. Maar omdat na de capitulatie van Nederland niets vaststond over de ruilwaarde van de gulden was het steeds moeilijk, en vaak onmogelijk, het Nederlandse bankpapier tegen Belgische of Franse francs in te wisselen. Schout-bij-nacht Van der Stad had een krijgskas van ruim f 100.000 bij zich, 'daar konden wij niets voor kopen, geen korst droog brood.’


En zo kwamen wij in Duinkerken. En wel in de Jean Bart-kazerne. Hier kregen we verzorging. In België had sergeant-majoor Baayer, voor zover ik mij kan herinneren, zo goed en zo kwaad als het ging gezorgd dat wij wat te eten kregen. De fietstocht langs de kust, zonder dat we de zee zagen, dus een eindje landinwaarts, had ook niet lang geduurd. Of we in België overnacht hebben; ik meen van niet.

In de kazerne voelden we ons weer een beetje militair. De Fransen bemoeiden zich niet veel met ons, maar we konden ons vrij bewegen.

Op weg naar Calais hadden we overal de Fransen druk bezig gezien, in aller haast nog verdedigingswerken aan te leggen. Van het elan, dat opviel bij de Fransen die in het begin van onze oorlog ons land binnenkwamen, was hier weinig te bespeuren…..

Een ding herinner ik me nog heel goed: de WC. Die bleek te bestaan uit twee geribbelde tegels met daarachter een soort trechter in de bodem. Ga je gang!

Frans schip

Na een paar dagen
[20 mei] kregen we bevel ons klaar te maken, om ingescheept te worden. Er werd ons verteld, dat we met een Frans schip naar Le Havre gebracht zouden worden. Op zichzelf vonden we dat nog niet zo gek. Al moesten we nu dan toch werkelijk onze fietsen achterlaten. Immers: Le Havre betekende: verder van de vijand vandaan. Ongewapend als we waren, voelden we ons niet zo flink. Dus, hoe verder weg, hoe beter.

Later bleek dat we helemaal niet naar Le Havre gingen, dat dat ook niet het plan was geweest. Waarschijnlijk is dit gezegd om eventuele Duitse spionnen op een dwaalspoor te brengen: “Feind hört mit”.

Pavon

Het Franse vrachtschip SS Pavon (4128 ton) was 120,8 meter lang en 16,2 meter breed en werd gebouwd in 1930.

Om een uur of drie was de inscheping voltooid. Het was een Frans vrachtschip, de Pouvon, [in werkelijkheid, en verder in deze documentatie: Pavon] zoals ik later, jaren later, vernam. Men vertelde dat het onlangs uit West-Afrika was gekomen met een lading katoenbalen.

Het was een oud schip, zag er niet erg verzorgd uit, en had weinig accommodatie. Het telde een aantal dekken boven elkaar. Trappen waren er niet in de ruimen, wel stond ergens in een ladder. We mochten alleen in de ruimen vlak onder het ijzeren dek. Verder naar beneden mocht niet, zodat we behoorlijk dicht op elkaar zaten gepakt. Reden voor de meeste onderofficieren van ons, Jagers, om toch maar een verdieping lager te gaan slapen. Elk ogenblik verwachtten we te kunnen vertrekken.

Rumoerig oponthoud

Terwijl we wachten op beweging in het schip, als teken dat we op weg waren, kwam er weer eens een bombardement. Door het hevig afweervuur der Fransen kwamen de bommen van grote hoogte. We zagen er niets van. Ik heb ook niet gemerkt, dat ons schip in beweging kwam; we bleven maar liggen. En het werd steeds later. Later hoorden we dat de bommen de sluisdeuren van de haven vernield hadden. Omdat daar, aan de ingang van Het Kanaal het verschil tussen eb en vloed veel groter is dan bijvoorbeeld in ons land, wel een meter of negen, was, omdat het net eb was, de hele haven leeggestroomd en stond ons schip op de bodem. We moesten dus wachten op de vloed. Dan zou er weer voldoende water zijn om te kunnen varen. Maar die vloed zou pas om een uur of negen komen.


Hans Hermans, 'Priesters in het veldgrijs' (1945, pag. 333; zie ook 'Bronnen') vermeldt inderdaad dat een sluis bomschade had opgelopen. In elk geval verhinderde het verschil tussen vloed en eb van ruim vijf meter het uitvaren van grotere schepen bij laag water. Zie ook: 'Alle Hollanders moeten weg'.



En de hele middag vlogen de Duitsers hoog boven Duinkerken. Natuurlijk hebben ze ons schip wel in de gaten gehad. En dat voorspelde niet veel goeds. Logisch redenerende kwamen we tot de slotsom, dat na vertrek, zodra we niet meer beschermd zouden worden door het afweergeschut, ons schip een gemakkelijke prooi zou worden voor Duitse aanvallen.

Eindelijk voelden we beweging. We dreven! Na een poos merkten we aan de erge schommelingen, dat we door de branding gingen.


Verder met: Inhoud |
of:

14. 'Al die Hollanders moeten weg'
16. De hel breekt los


Make a free website with Yola