20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


26. Als krijgsgevangene op mars

Het verhaal van Wubbe Horlings

In de grote schuur van de boerderij, dichtbij Calais, lagen wij te slapen. Tenminste, we lágen. Van slapen kwam niet veel, want de hele nacht klonk aan weerszijden van ons het gebulder van zware wapens. En granaten gierden over onze hoofden. Duitse en Franse artillerie was met elkaar in gevecht.

Langzamerhand werd het wat stiller. Tenslotte zwegen de kanonnen. Later bleek dat het front verschoven was. Nu hadden de Duitsers dit gebied in handen.

Hoe laat het precies was weet ik niet meer, maar het was nog niet laat, toen drie Duitse soldaten het erf op kwamen lopen. Ze kwamen ons ophalen.

Ik zag de Nederlandse officieren uit de boerderij komen, met de handen omhoog. Al besefte ik best, dat het niets uitmaakte, besloot ik om míjn handen in elk geval niet omhoog te brengen, integendeel - ik stak ze diep in mijn broekzakken. Natuurlijk maakte dat niets uit. De overgave vond toch plaats. We werden van het erf afgevoerd en naar een weg gebracht. Daar stonden veel meer Duitsers.

Omdat ik, als korporaal, zulke brede chevrons had – bananeschillen - dachten de Duitsers zeker dat ik hoger in rang moest zijn dan de sergeants, die smalle chevrons hadden - maar dan wel van gouddraad, terwijl die van mij slechts van katoen waren. Maar ze waren veel feller van kleur.

De officieren waren apart weggevoerd, en daarom dachten zelfs Duitse officieren dat ik wel één van de hoogste achtergebleven militairen moest zijn! Een officier kwam tenminste naar mij toe, en vroeg - en het klonk mij niet onvriendelijk in de oren: "Herr Unteroffizier, wieviele Deutsche haben Sie erschossen?" Hoe ik er bij kwam weet ik niet, maar ik antwoordde: "Leider keinen, aber wenn ich es getan hätte, ich würde stolz darauf sein". Ik realiseerde me niet, hoe gevaarlijk zo'n antwoord had kunnen zijn; later begreep ik niet waarom hij me niet een klap in m'n gezicht had gegeven, of iets dergelijks. Integendeel, zonder iets te zeggen draaide hij zich om en liep weg.

Tellen

Toen gebeurde er iets grappigs. Natuurlijk moesten de Duitsers weten, hoeveel krijgsgevangenen ze gemaakt hadden. Dus moesten wij geteld worden.

Wat ging dat omslachtig! We moesten ons opstellen net z'n vijven naast elkaar. Het duurde erg lang, eer dat in orde was. Wij waren immers gewend aan opstelling met z'n vieren naast elkaar.

Eindeijk was het dus zover. Toen liepen Duitse officieren langs de groep om hardop de rijen te tellen. Immers: het aantal rijen maal 5 zou het aantal krijgsgevangenen zijn. Maar als ze zo ongeveer bij "twintig" waren kwamen ze in de war. Dus beenden zij weer terug om opnieuw te beginnen. Hoe vaak dit gebeurde, weet ik niet neer, maar het waren vele malen. Eindelijk wisten ze wat ze wilden weten.

Toen werden we afgevoerd. Gewapende Duitsers liepen naast de groep. Over 't algemeen leken het niet de beroerdsten. We hadden weinig last van ze. Urenlang liepen we voort. Velen hadden honger. Immers, we hadden in dagen niets anders gegeten dan wat we zelf konden organiseren: tarwekorrels, bijvoorbeeld. Omdat ik een gezonde maag had, vulde ik m’n tarwe toen aan met zuring en zelfs gras.

Het was dan ook een aangename verrassing toen we naar een sportveld werden gebracht,waar we eten zouden krijgen. Ons werd meegedeeld dat we met het te verstrekken voedsel zuinig aan moesten doen, omdat het wel 24 uur zou duren voor we weer wat zouden krügen. We kregen elk een pakje met "Knackebrot", ik meen 125 gram. Ik vond het niet zo erg lekker, maar 't was in elk geval voedsel. De raadgeving over zuinig zijn werd weinig in acht genomen. Binnen vijf minuten waren de meesten door hun voedselvoorraad heen.

Luchtgevecht

In die tijd had er boven onze hoofden een luchtgevecht plaats tussen een Engelse en een Duitse jager. De Duitser ging op de vlucht en werd achtervolgd door de Engelse jager. Het Duitse toestel werd neergeschoten; we zagen hem neerstorten in de verte, waarna een zware rookwolk opsteeg. De Engelsman vloog triomfantelijk terug, vrij laag over de Duitse troepen. Overal klonk toen het geratel van mitrailleurs, en...... het toestel werd geraakt. We zagen een rookpluim en toen een klein stipje: de piloot sprong eruit. Even later ontvouwde zich zijn parachute en we zagen hem in de verte langzaam dalen. Maar nog klonk overal geratel van mitrailleurs: de Duitsers schoten op een piloot die weerloos aan zijn parachute naar beneden kwam.

Nieuwe Tilburgsche Courant van 25 mei 1940 >

Later las ik in een Nederlandse krant, dat in Engelse kranten was geschreven, dat in minstens twaalf gevallen door Duitsers was geschoten op piloten van Engelse toestellen, die zich met hun valschermen trachtten te redden. Dit werd in die krant "een valse beschuldiging" genoemd en "een grove belediging van de Duitse soldateneer". Ik ben er zeker van dat hier zo'n geval plaats had. Natuurlijk waren ze woest, omdat deze vlieger een van hun toestellen had neergeschoten. Bewijzen kan ik echter niets: ik heb de piloot hierna niet gezien.

Kerkje

's Avonds kwamen we aan bij een paar boerderijen. We werden daar naar een appelhof gebracht en kregen te horen, dat we daar de nacht moesten doorbrengen. We hadden vrij veel ruimte, konden min of meer gaan waar we wilden, al kwam je niet voorbij de schildwachten.

Ik zag een heleboel soldaten naar een bepaald gebouw gaan. Dat bleek een kerkje te zijn. Er werd verteld, dat we daar eten kregen. Nou, er werd geestelijk voedsel uitgedeeld.

Ik ging ook maar naar binnen: zat je lekker en droog. De dienst werd geleid door een Nederlandse aalmoezenier. Toen er gebeden werd, vroeg een Waalse soldaat die naast me zat, wat de mensen baden. Ik zei: "Sainte Marie, mère de Dieu, prié pour nous” (Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons). Er kwam een blijde trek op z'n gezicht en meteen ging hij in het Frans meebidden. Toen het kerkje uit was, was het nog niet helemaal donker.

In de appelhof hadden de Duitsers een kring in de aarde getrokken. Een dertigtal Engelse soldaten moest binnen deze kring blijven. Als ze er maar een voet buiten staken, klonken meteen een paar waarschuwingsschoten. De Engelsen werden gewoon getreiterd. Toch zagen ze er niet te somber uit.

Ik zocht een plaatsje bij een appelboom, niet ver van de kring. En kreeg toen een gesprek over de oorlog met één der Engelsen. Het viel me op, dat hij zo opgewekt was. "We will win the war, however", verzekerde hij me; wij gaan de oorlog winnen.

Dorst

En toen ging het weer verder, al maar verder. Het was warm, drukkend. En de meesten hadden nog honger. Misschien nog wel meer dan eerst, omdat we een beetje eten hadden gehad.

Om de maag toch vol te krijgen gingen we drinken. Veldflessen of gewone flessen vol. Als ergens een pomp was, of een kraan, of een boerderijtje, dan ging iedereen water halen. Ik geloof, dat ik die middag zelf wel vijf liter water heb gebruikt.

Dat hield allemaal natuurlijk nogal op. En de Duitse bewakers zullen wel opdracht hebben gehad: Zó laat dáár en dáár. Ze begonnen vervelend te worden. Ze verboden water te halen. Ze dreigden zelfs met doodschieten als het toch gebeurde. Weliswaar heb ik niet gezien, dat iemand geraakt werd, maar zo nu en dan klonken toch schoten. En als iemand niet verder kon, en neerviel, dan werd hem bars te verstaan gegeven verder te gaan. Bleef iemand te lang liggen, dan schoten ze vlak naast z'n hoofd in de grond.

En ja, als je eenmaal veel gedronken hebt en dan ineens niets meer krijgt, dan wordt de dorst veel erger.

Onweersbui

Er kwam een onweersbui, heel erg. De blauwe lichten waren niet van de lucht, de donder kwam met ratelende slagen, soms met een hevige knal. Ik hoopte dat de bewakers getroffen zouden worden, dan konden wij weer drinken. Maar dat gebeurde niet. Er zat niets anders op, dan de regen die neerplensde op je gezicht op te vangen en door te slikken. En als je je dan al een paar dagen niet behoorlijk hebt kunnen wassen, en een hele dag langs stoffige wegen hebt gelopen, is het te begrijpen, dat je eigenlijk modder dronk.

Ik kon me niet herinneren, ooit zó'n onweersbui te hebben meegemaakt. Voor zover ik weet, zijn er geen ongelukken gebeurd. En zo bereikten we een stadje. Montreuil misschien?

Montreuil Montreuil-sur-Mer, zuidoost van Boulogne (Francethisway.com) >

Toen we er aankwamen stond het marktplein onder water. En op dat marktplein moesten we de nacht doorbrengen. Op dat moment benijdde ik de paar Engelse gevangen, die bij ons waren. Die werden veel strenger bewaakt en behandeld dan wij. Maar nu werden die in een huis opgesloten en wij moesten op de natte keien van de markt slapen. Ik durfde niet te gaan liggen, want stel je voor dat je nu ziek zou worden. Nee, gezond blijven, al kostte het nog zoveel moeite. Niet alleen ik, ook veel anderen, liepen maar wat heen en weer. Ook de rammelende maag was hieraan debet.

Van slaap is die nacht, bij mij althans, niets gekomen. Nergens een droog plekje, al stond er geen water meer op het plein. Velen liepen maar wat heen en weer. Het duurde lang voor het licht begon te worden.


Verder met: Inhoud |
of:

27. Krijgsgevangen en weer vrij
28. Broedervolk


Make a free website with Yola