20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


32. Vrachtauto naar Rotterdam

Het verhaal van Wubbe Horlings

De kapitein is ondertussen aan de praat geraakt en blijft weg. Terwijl we zo wat liggen te rusten in de avondlucht, horen we gebrom van automotoren, dat dichter bij komt. Nederlandse vrachtauto's die allerlei goederen uit Nederland naar Frankrijk hebben gebracht, en nu leeg op de terugtocht zijn.

Een chauffeur vraagt of we mee willen. Ze gaan naar Rotterdam. Nou, dat is aan geen dovemansoren gezegd. Ik ga het boerderijtje binnen en zeg tegen de kapitein: "Kapitein, gaat u mee?" "Nee", zegt de kapitein, ”de melk komt zo". Ik zeg: "Kapitein, er zijn vrachtwagens uit Rotterdam". Nou, dan gaat hij toch maar zonder melk verder. De fietsen worden op de vrachtauto's geladen en ik kruip in de kabine.

Maar dat kan natuurlijk niet: ik makkelijk en warm zitten! De deur wordt opengetrokken en een oudere soldaat vraagt: "Korporaal mag Ik alstublieft daar zitten". "Nee,” zeg ik. "Ik zit nou eens goed”.

We reden verder. Op huis aan.

We kwamen door wijken van Brussel. Hier en daar zagen we sporen van het oorlogsgeweld. Geblakerde ruïnes van huizen. Maar vooral merkten we de oorlog aan de gaten in de weg, die het doorgaande verkeer bemoeilijkten.

Na een poos waren we Brussel uit.

Vilvoorde

Maar er kwam weer oponthoud. In Vilvoorde. Daar bleven de auto’s staan.

De chauffeurs rieden ons aan, wat te eten op te gaan scharrelen. Ze wisten niet, hoelang ze hier zouden moeten wachten. Op benzine-toewijzingen.

Maar waar haal je een maaltijd vandaan, als je maar 57 cent in je portemonnee hebt?
Ineens hoorde ik een bekende stem ,,Korporaal, heb je al eten gehad?”
Het was de luchtmachtkapitein van gisteravond.

Toen ik vertelde dat ik nog niet ontbeten had, wees hij op een restaurant dichtbij en zei: “Daar logeer ik. Ga maar naar binnen en bestel een maaltijd. En zeg dan maar, dat ik wel zal betalen. Weet je wat, ik ga wel even mee.”

En zo stapten wij het restaurant binnen. Ik ging aan een tafeltje zitten en de kapitein bestelde eten voor me: heerlijke broodjes met allerlei beleg, koffie, koek, enz.

Wachten

Er waren nogal wat Duitse officieren in het restaurant. Arrogante kerels. Een officier maakte ruzie met de dame van het restaurant.
Waar het over ging weet ik niet. Ik kreeg de indruk, dat de officier haar er van verdacht, iets te saboteren. Hij bedreigde haar met maatregelen.
Hoe ’t is afgelopen weet ik niet. Ik heb in elk geval een overvloedig en heerlijk ontbijt gehad.

Daarna ging ik een beetje wandelen in de omgeving. Maar ik bleef in de buurt van de vrachtauto’s. Telkens ging ik kijken, of ze nog geen aanstalten maakten om weg te gaan. Ik maakte me wel een beetje ongerust, want de meeste chauffeurs gingen behoorlijk drinken. Als dat nog wat aanduurde, zouden ze misschien wel dronken worden.

Het was dan ook geen wonder, dat verscheidene jongens hun fietsen van de wagens haalden, om per fiets verder te gaan. Maar ik besloot om dat niet te doen. Wel zouden deze jongens nu meer opschieten, nu de colonne wagens stil stond. Maar als de benzine kwam, zouden de wagens veel sneller gaan. En zouden de chauffeurs de jongens zien?
’t Kon best zijn, dat de auto’s een heel andere weg namen dan de fietsers.

Praatje

Ik bleef dus wat rondlopen. Telkens ging ik terug naar het plein om te zien of de wagens nog niet wegreden. En ondertussen keek ik wat naar de etalages van de winkels, vooral boekwinkels, en maakte dan hier, dan daar een praatje.

Zo kwam ik ook aan de praat met een man, die me uitnodigde, mee naar zijn huis te gaan. Daar ontving zijn vrouw me heel vriendelijk.
Er werden schalen met heerlijke koekjes op tafel gezet en ik mocht net zoveel eten als ik maar lustte; de man had een koekjesfabriek. Nou, zijn producten mochten er zijn! Verrukkelijk!
De man vertelde, dat hij in de Eerste Wereldoorlog in Nederland geïnterneerd was geweest. Bij Amersfoort in de buurt. Daar had hij toen ook zijn vrouw leren kennen. Die kwam dus uit Nederland.

Toen ik weer op het plein kwam, stonden alle vrachtauto's er nog.

Vrachtauto

Terwijl ik daar wat rondslenterde kwam een Nederlandse chauffeur,die ik nog niet eerder had gezien, naar me toe en vroeg me of ik ook wist waar de fiets van de kapitein was. Toen ik vroeg: “Welke kapitein?", bleek hij ‘mijn’ luchtmachtkapitein te bedoelen.

Toen wilde ik natuurlijk weten waarom hij die fiets moest hebben. "Wel, de kapitein gaat met mij mee".
"Is er dan al benzine?”
"Nee, maar ik hoor niet bij deze kolonne. Ik rijd een benzine-tankauto, en ik ga nu meteen verder".
Toen ik vroeg of ik dan ook mee kon, zei hij dat dat wel mocht, maar dan moest ik wel achterop, naast de tank. Niet erg comfortabel. Maar ik besloot mee te gaan. In de eerste plaats was deze man niet dronken. En hoe eerder op weg hoe liever. De korporaal uit Hilligersberg ging ook mee, en nog een paar burgers. En zo gingen we op weg.

Rotterdam

De achterbak was vol, zodat we de enkele jongens die we nog inhaalden, niet mee konden nemen. Trouwens, we zagen maar een heel enkele Nederlandse soldaat op de fiets. De anderen zullen wel ander wegen hebben gekozen.

En zo kwamen we in Breda. Daar nam de kapitein afscheid , na ons eerst nog getrakteerd te hebben op koffie met wat er bij. Ook de burgers verlieten ons . En toen ging het verder over Rotterdam.

We zagen een deel van de verwoestingen. Hier en daar steeg nog rook op.

In de havens zagen we ook nog zwaar beschadigde schepen. En ik meen dat we ook nog brandende wrakken zagen.


Doodgewaand

Hier eindigt het verhaal van Wubbe Horlings. Hoe hij van Rotterdam naar de Oudemansstraat in Den Haag-Zuid is gekomen, is niet bekend. Volgens Dicky, het zusje van verloofde Truus, was de spanning thuis hoog opgelopen:

We hoorden dagelijks van het Rode Kruis berichten over Hollandse militairen die in de strijd om het leven waren gekomen. We ontmoetten mensen waarvan zonen gedood waren of zwaar gewond in ziekenhuizen lagen. Maar van Wubbe vernamen we niets. We informeerden bij het Rode Kruis, maar van hem was niets bekend. Maar de wonderlijke, dromerige Truus zei maar steeds: ‘Hij komt terug!’. Wij waren daar niet gerust op.
benoeming Toch, opeens, op die dag in juni, werd er gebeld aan de bovenverdieping van de portiekwoning. Tante Dick vertelt:.

Ik trok de deur open en onder aan de trap, zag ik het goed? Daar stond Wubbe. Haast onherkenbaar door zijn vuile uniform, een vuil gezicht, een ruige baard. Ik riep hard: ‘Truus, daar is Wubbe’. En daar kwam hij de trap opgesukkeld. Wat een weerzien! Gelukkig was hij nog in leven. Hij vroeg een teil warm water om zich te wassen. Hij had nog een bomscherf in zijn knie en nog wat schaafwonden en zijn voeten waren kapot van het lopen.
En toen volgden flarden van de verhalen die in deze documentatie hopelijk concreet vorm hebben gekregen.

Op 16 oktober 1940 werd Wubbe Horlings aan de gereformeerde school Veenhoop in Smilde benoemd als ‘kweekeling met acte’. (Nieuwe Provinciale Groninger Courant, 17 October 1940).


Verder met: Inhoud |

33. Triomf over ‘Vernichtungsschlag’


Make a free website with Yola