31. Vele wegen leiden naar huis
Wubbe Horlings verbaasde zich erover dat Nederlandse officieren de Duitse begeleiders geruisloos aflosten.
Waar ze vandaan kwamen, weet ik niet, maar ineens waren er weer Nederlandse officieren om de leiding op zich te nemen bij onze terugtocht. We konden doen en laten wat we wilden, maar we kregen wel de weg voorgeschreven waar we langs moesten. Geen wonder: niet ver van onze route werd soms nog gevochten. En natuurlijk wilden de Duitser voorkomen, dat iemand van ons zich bij de geallieerden aan zou sluiten.Voor Wim van Loenhout begon een lange voettocht, onder leiding van aalmoezenier Lam:
De andere morgen [waarschijnlijk dus op 30 mei] kwamen al vroeg Duitse officieren zeggen, dat de Hollandse soldaten vrij waren en dat we onder Hollandse leiding naar huis mochten. Maar dan moesten we over Luxemburg naar Holland en dat was nog 700 kilometer en die moesten we te voet afleggen. Enfin, we mochten toch naar huis en hoefden dus niet naar Duitsland.Onder leiding van kapelaan Lam gingen we toen verder. Hij nam het woord en zei: ‘Jongens, zorg dat je goed luistert en dat je je netjes gedraagt, anders moeten wij naar Duitsland toe. Het is nu vandaag zondag en zullen we vandaag maar 20 kilometer lopen en rusten wij weer’. Niemand wist nog, dat het zondag was. Enfin, wij maar weer gaan lopen en wat waren wij blij, toen we weer mochten rusten, toen we die 20 kilometer gelopen hadden.
Het Duitse leger bereikte Calais op 24 mei 1940. De rode lijnen geven de Duitse opmars aan. De streepjeslijn geeft aan hoe de verschillende groepen de weg naar huis vonden: vanaf Doullens naar het noorden via Brussel en Antwerpen (o.m. Horlings) of naar het oosten (o.m. Van Loenhout) richting Luxemburg (o.m. Lam). Klik op de kaart voor een vergroting. (Kennispunt mei 1940 - Grebbeberg.nl)
Dapper Aalmoezenierswerk
Aalmoezenier Lam uit Deurne nam tijdens de tocht door Frankrijk de leiding op zich van een afdeling van ongeveer 1200 man, afkomstig van verschillende legeronderdelen. Na de terugkeer van de troepen publiceerde de Nieuwe Tilburgsche Courant (10 juli 1940) een interview, onder de titel Dapper aalmoezenierswerk’.Hij vertelt daarin o.m. over zijn inzet op de Pavon:
„Ja, ik ben [in Duinkerken] gewoon met de troepen aan boord gegaan van het Fransche schip ‘Le Pavon’. Toen we om negen uur uit de sluis wegvoeren, begon het spelletje al, kwam er al 'n vlieger kijken. Niet veel later begon het bombardement van ons schip. Ongeveer elk kwartier werden we op bommen onthaald. Er waren meerdere voltreffers bij. Het resultaat was tachtig dooden en zeventig zwaar gewonden, maar misschien was de verlieslijst wel grooter. Tijdens het bombardement en later heeft zich [legerarts] kapitein dr. Stevens daar zeer verdienstelijk gemaakt bij de behandeling en verzorging der gewonden. Ik zelf bediende ongeveer alle katholieke militairen, die stervende waren."Aalmoezenier Lam (links) tijdens een militaire parade op 30 april 1940 op de Markt van Deurne. (Foto in boek Pappa’s Papers van dochter eerste luitenant Bram van der Maas, met helm) >
En werd de reis toch voortgezet?" vragen we nog.
„Het schip werd bij Calais op het strand gezet. Toen het eb werd, wilde de kapitein dat de gewonden van boord werden gebracht. Ik ben toen zelf mee aan land gegaan en heb daar in de omgeving boerenkarren gecharterd voor het vervoer der gewonden. De gewonden werden op planken gebonden. Men liet hen dan langs het schip zakken, waar ze door de ongedeerd gebleven jongens werden opgenomen en de duinen ingedragen. In de duinen stonden onze boerenkarren, welke de gewonden weer verder wegbrachten, naar de auto's, die dan voor het verdere transport zorgden."Over de tocht door Frankrijk vermeldde de krant niet veel meer dan de afloop:
In een ware Odyssee voert aalmoezenier Lam zijn mannen – eerst niet minder dn 1200 - van Calais en Kamerijk over Trier naar Maastricht. Over de aankomst in de laatste stad vertelde de aalmoezenier nog:De heele troep werd eens goed gepoetst, wat wel noodig was. Ik droeg des morgens in de St. Servaas een H. Mis op van dankbaarheid en voor de gesneuvelde makkers. Deze H. Mis werd niet alleen door de katholieke jongens, doch ook door de protestantsche en andersdenkenden bijgewoond. De geheele troep was in de St. Servaas, wat wel een prachtig blijk is van de groote dankbaarheid, welke in allen leefde.
Een grote groep soldaten onder leiding van aalmoezenier Lam reisde te voet, per auto of per trein via de Duitse stad Trier naar Maastricht. Kaart bij verhaal 'De lange route van Ties, Harrie Jan en Cub' van Johan Heijmans en Ad van den Bosch, 'Spoorzoeker', oktober 2012)
Bijna onmiddellijk ging de aalmoezenier trouwens weer terug naar Duinkerken, om er te zoeken naar slachtoffers van de Pavon. Het optreden van kapelaan Lam maakte zo’n grote indruk op de legerleiding, dat hij al op 22 October 1940, op voorspraak van reserve luitenant-kolonel F.N.F. van der Schrieck, commandant van de 27e Regiment Infanterie en van ‘Vak Bakel’ van de Peel-Raamstelling, voorgedragen werd voor een eervolle vermelding. Nadat deze voordracht door diverse getuigenverklaringen werd gestaafd is kapelaan Lam in 1947 onderscheiden met het Kruis van Verdienste.
Verschrikkingen onderweg
Wim van Loenhout maakte onderweg veel verschrikkingen mee:
- We liepen iedere dag 40 kilometer. De ene dag kregen we een glas melk, de andere dag weer niet. Dan weer een krop sla of knol of suikerbiet. Zo hebben we toen tien dagen gelopen, weinig of geen eten, en steeds 40 kilometer berg op, berg af.
- Voorbij een kruispunt kwam juist een zware pantserwagen van een berg gereden. Ik dacht: ‘Die zal bepaald zijn remmen niet kunnen houden’. En zo was het, hij reed eerst drie dikke bomen om en kwam toen dwars door onze jongens heengereden. Twee reden ze dood en twee over hun benen. Twee waren dus hun benen kwijt. De Hollandse Rode Kruis-soldaten moesten eerst de Duitsers verbinden, voordat ze naar de Hollandse soldaten mochten gaan kijken.
- Er stond een vijftigtal auto's over de weg, alle vernield. Hoogstwaarschijnlijk wel gebombardeerd, want er lagen veel lijken van Franse soldaten.
- Acht Franse vliegtuigen kwamen boven ons en begonnen met mitrailleurs op ons te vuren. We mochten geen dekking zoeken. "Vor aus", zeiden dan de Duitse soldaten. De Duitsers begonnen toen ook te schieten en schoten vier vliegtuigen naar beneden.
- De laatste dagen kregen wij vrijwel niets meer te eten. Kapelaan Lam had nog geld, 1000 gulden, en zou dan voor ons een brood kopen, zei hij. Hij ging naar een grote boerderij en hij kocht, wat hij krijgen kon. Toen hij terugkwam zei hij: ‘Jongens, het is niet veel, maar het is uit een goed hart’. We konden in een rij gaan staan en kregen een 40ste gedeelte van een brood en een stukje ham.
Achtergebleven
Van Loenhout en twee maten besloten op een dag wat achter te blijven, met de bedoeling bij Duitse troepen om eten te vragen. Dat lukte: ‘Eenmaal kregen we van de Duitsers een half Duits brood, 9 eieren en een glas cognac’.
Op een dag bleven ze zo ver achter, ‘dat wij onze jongens niet meer konden vinden. We vroegen toen aan een Duitse chauffeur of we niet een paar kilometer mee mochten rijden. Onderweg reden wij toen voorbij een groep krijgsgevangenen, 40 kilometer achter elkaar, 125.000 man: Fransen, Engelsen, Marokkanen en Belgen. We reden toen zelfs 20 kilometer verder als onze jongens waren’.Ze raakten het contact met de groep van Lam kwijt en trokken op eigen houtje verder.
‘We gingen te voet naar Cambrai, dat was 40 kilometer van de Belgische grens. Daar kwamen wij toen weer bij een honderd Hollandse soldaten. Hier kregen we weer goed te eten en te drinken van de Duitsers. En de andere dag konden de Hollandse soldaten een fiets krijgen, want zij hadden er 2.000 op de kop getikt.
Wij reden ongeveer een kilometer of 60, en toen kwamen we Hollandse auto's tegen met kaas en levensmiddelen, die naar het front reden, en er kwamen er ook al terug. Ze zeiden, dat we wel mee konden rijden. Wij zetten vlug onze fiets op de auto
In HOLLAND!
De auto’s gingen via Bergen [Mons] naar Brussel ‘waar we gelukkig weer Hollands konden horen en praten, en van de burgers volop worst en brood en koffie kregen’. Daarna fietsten ze verder over Antwerpen en Putte, ’gingen toen weer over de grens en waren in HOLLAND!’Doodmoe fietsten ze verder, tot drie kilometer van [zijn woonplaats] Bergen op Zoom.
Daar stapte ik net van mijn fiets af, omdat ik niet meer kon, en mee kwam mijn broer Karel aangefietst, die juist naar een gevallen vliegtuig wilde gaan kijken. Hij stapte af en zei: ‘Wat zie je er toch uit ! Wat ben ik blij, dat je nog leeft ! Wat zullen ze in Bergen toch blij zijn, dat je weer terug bent.Mijn hemd was stijf van het zweet en de vuiligheid, mijn ene schoen had bijna geen zool meer en mijn sokken waren meer gat dan sok. Ik moest steeds opnieuw beginnen te vertellen van dat schip, enz. Het is erg, maar ach, dit alles is te vergeten, maar hetgeen, wat zich vóór de oorlog afspeelde en hetgeen wat zich nu nog afspeelt, dat is niet zo gemakkelijk te vergeten.
Het loopt zoo vol in Brussel
Op 4 juni vertrok veldpredikant Greeven via Boulogne naar St. Pol, waar de nacht in open lucht werd doorgebracht. Toen ging het verder naar Le Cateau, 30 km van Belgische grens. Daar hield de Oberleutnant, die het transport begeleidde, een transportcolonne van Nederlandse auto’s aan, met Nederlandse chauffeurs.De nachtelijke reis ging naar de Albertkazerne in Brussel. Daar liet de Oberleutnant weten:
‘Gaat U toch naar Holland, Neem alle Hollanders mee. Het loopt hier zoo vol. Ik kan voor al die menschen niet zorgen’.De veldpredikant verzamelde ‘zijn’ jongens. Ze namen samen de tram naar Vilvoorde en vonden daar een transport naar Breda. Daar vandaan vond iedereen zijn eigen weg naar huis.
De groep van vaandrig Gert Schermers, een aantal officieren die van het begin tot het einde van het avontuur bij elkaar was gebleven, wist met bluf aan voedsel en overnachtingsplaatsen te komen:
We kenden de Duitse discipline. Als we een volgend dorp bereikten en honger hadden, dan meldden we ons meteen bij de Duitse Ortskommandant met de boodschap dat zijn baas opdracht had gegeven om voor eten te zorgen. Die begon dan te klagen, van 'Dass ist doch gar unmöglich!', maar hij was vervolgens te benauwd om fouten te maken en zorgde voor voedsel. Of slaapplaatsen.Te voet, op gevorderde fietsen of per truck bereikte zijn groep zo op 1 juni 1940 de Nederlandse grens. Voor het afscheid werd in Breda nog het Rapport-op-poten opgesteld, waar verder nooit meer iets van is vernomen.
De tocht van Wubbe Horlings is elders op deze site te volgen.
Verder met: Inhoud |
|
32. Vrachtauto naar Rotterdam |