20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


22. Mythes van de Pavon

‘Hoog torent het uitgebrande karkas van het onfortuinlijke schip uit boven het strand van Noord-Frankrijk. De koopvaarder is letterlijke een drijvende doodskist geworden Onder de verwrongen dekken bevindt zich een onbekend aantal lijken Ook weet niemand hoeveel gewonden er zijn in de ruimen waaruit zwarte stinkende rook kolkt. Wel dat daarin opgesloten mannen in doodsangst schreeuwen om hulp.

Het zijn deze geluiden, dit roepen steunen en kreunen, die sergeant Gerrit van den Burg van het Garderegiment Jagers achtervolgen als hij samen met de andere overlevenden zich met touwen langs de scheepswand op het natte strand laat zakken.’

Zo begint het verhaal dat Jan Wierenga op 29 januari 2000 schreef in het Nieuwsblad van het Noorden: De doodskreten zijn nooit verstomd.

Het was een interview met Gerrit van den Burg, toen ‘bijna 82 jaar’ en sergeant toen hij met 1450 andere Nederlandse soldaten in Duinkerken inscheepte op de Pavon. De foto op de voorpagina maakt duidelijk wat hij bedoelde.

VandenBurg Sergeant Gerrit van den Burg op een uitsnede van een foto van een groep infanteristen uit 1937/38 (Foto bij artikel in NvhN) >

Het werd een verschrikkelijke ramp, vertelt Van den Burg.

Eenmaal op volle zee werd de ’Pavon’ door Duitse vliegtuigen beschoten met mitrailleurs en gebombardeerd. Op slag veranderde het schip in een brandend en rokend wrak dat echter nog wel bleef drijven. Het overgrote deel van de opvarenden, bijeen gepropt in de ruimen, kwam om het leven.
‘De doodskreten zijn nooit verstomd’ slaat op het feit dat Gerrit van den Burg de beelden en geluiden zijn leven lang met zich had meegedragen.

Dat hijzelf volgens eigen overtuiging één van de weinige overlevenden was, schrijft hij toe aan het feit dat hij het bevel ‘van een gestresste officier' had genegeerd en de overvolle ruimen had gemeden. Hij had zich met een handvol lotgenoten een plaatsje veroverd op het open voordek.

’Niemand is er uit gekomen’

De bommen hadden de afgeladen ruimen veranderd in een inferno. Het gekerm en gejammer was niet van de lucht. En niemand die ze hulp kon bieden.
Over de juiste toedracht had hij kennelijk nooit iets vernomen. Zelf zweeg hij er een groot deel van zijn leven over, 'als het graf'. “Pas na zijn pensionering heeft hij mij het verhaal van Duinkerken verteld”, zegt zijn vrouw Alie.

Zijn belangrijkste overweging [om het verhaal nu aan de krant toe te vertrouwen] is, dat de geschiedenis niet mag worden doodgezwegen. ‘Ik moet het doorgeven!’

Niemand is er uit gekomen. Ik zag hoe soldaten die zich bovendeks bevonden in zee sprongen. Daar werden ze door hun bepakking en zware kisten reddeloos naar onderen getrokken. Ook het achterschip stond in brand. Her en der lagen lijken. ‘

Verwarring over dodental

1500 < In een slordig stuk over een herdenking in het Nieuwsblad van het Noorden van 26 april 2000 werd zelfs opgemerkt dat op de Pavon 1500 man om het leven kwamen.

Voor zover overlevenden aantallen doden en gewonden noemen, zijn dat heel verschillende getallen. Volgens een ‘oude veteraan’ (Dagblad van het Noorden 27 september 2003) waren er ‘In een klap 700 doden en nog ‘ns tientallen gewonden’. Zonder enige twijfel was hij één van de overlevenden, maar zijn verhaal over de tocht naar Duinkerken en de gebeurtenissen daarna bevat zoveel onwaarschijnlijke elementen dat daar verder niet naar wordt verwezen.

‘Naar schatting waren er bij deze ‘Pavon’-ramp een dikke honderd dooden en een dikke zestig gewonden’, veronderstelde veldpredikant Greeven. (Greeven, pag. 37). Volgens aalmoezenier Lam ('Dapper aalmoezenierswerk') was ‘het resultaat tachtig dooden en zeventig zwaar gewonden, maar misschien was de verlieslijst wel grooter’.

‘Aan boord van de Pavon bevonden zich dus een kleine 1.500 Nederlandse militairen’, stelt Zuidfront Holland vast in De tragedie met de Pavon.

De uiterst hetrogene samenstelling van dit aanzienlijke contingent is in 1940/1941 door de militair geschiedkundige onderzoekers nauwkeurig vastgesteld, maar het dossier is wegens een bombardement in de oorlog verloren gegaan in de Haagse archieven. Uiteindelijk kon men slechts op basis van naoorlogse verslagen en slachtofferlijsten redelijk nauwkeurig vaststellen welke militairen aan boord hadden gezeten.

Vijftig slachtoffers…

Zuidfront Holland komt op overtuigende wijze uit op vijftig dodelijke slachtoffers:

Merkwaardig genoeg wordt in Franse bronnen stelselmatig gesproken van 152 of 154 overleden Nederlandse militairen bij het bombardement. Het is heel goed mogelijk dat de Franse bronnen daarbij per abuis de ca. 100 gewonden en de 50 doden hebben opgeteld. In elk geval zijn er ‘slechts’ 50 gesneuvelde (of als zodanig erkende) militairen te verbinden aan de tragedie met de Pavon.

… waarvan 38 spoorloos

Van de vijftig doden van de Pavon zijn er 38 nooit teruggevonden. Dat is relatief een opmerkelijk hoog aantal. Ze zijn onherkenbaar verbrand in de ruimen of ze vonden een zeemansgraf.

De Pavon werd dicht onder de kust gebombardeerd en korte tijd later op het strand gezet. Sommige geïdentificeerde slachtoffers zijn aangespoeld, meestal dicht bij de rampplaats, op één na, Antonius Henricus Maria Van Gorp, 2e reserve-luitenant, die op 28 juli 1940 op Ameland aanspoelde en dezelfde dag daar begraven werd.

Uit ooggetuigeverslagen valt op te maken dat sommige militairen een metersdiepe sprong maakten, in de hoop het vege lijf te kunnen redden op een toegesneld reddingsschip, om te proberen naar de kust te zwemmen of gewoon uit doodsangst. Ze maken ook duidelijk dat tientallen soldaten, dood, zwaar gewond of levend, in een brandend en zinkend schip, in het pikkedonker opgesloten zaten in de diepe ruimen, zonder dat ze nog kans zagen naar boven te klauteren. Ze waren reddeloos verloren.

Identificatie 'verboten'

De gesneuvelden werden op 21 mei 1940 dus niet van boord gehaald en konden evenmin worden geïdentificeerd. In zijn eigen verhaal maakt veldpredikant Greeven melding van ‘een brief, die ik dezer dagen ontving’ (maar onbekend is wannéér en van wie):

Het bleek mij, dat de Fransche autoriteiten geen toestemming hadden willen geven aan de overlevende soldaten van de ‘Pavon’ramp, om den volgende dag tot begraving van hun makkers over te gaan. (Greeven, pag. 45)
Volgens vaandrig Schermers werd die poging op de volgende dag om onduidelijke redenen door een bij het schip geplaatste Engelse wacht verhinderd.

De aalmoezenier Lam heeft na terugkeer uit zijn gevangenschap in juni 1940 in samenwerking met het Rode Kruis ter plaatse opnieuw een poging gedaan, maar dit werd nu door de Duitsers verboden.Op een onduidelijke foto is te zien, dat de 'Pavon' toen reeds in twee stukken was gebroken. Uiteindelijk blijkt dat het schip in juli 1940 door de Duitsers in brand is geschoten (waarom?). De stoffelijke resten van de 38 gesneuvelden aan boord zijn daardoor nooit geborgen en evenmin geïdentificeerd, zodat deze militairen nog steeds als 'vermist' staan aangegeven.

Lijken verbrand?

De Courant Nieuws van de Dag van 20 augustus 1940 beschreef – als onderdeel van een verslag over de terugkomst van de Nederlandse militairen uit Frankrijk – in kille bewoordingen wat er op de Pavon was voorgevallen:

Het schip vertrok ’s nachts om twaalf uur bij heldere maan – en de gevolgen bleven niet uit. Duitsche vliegtuigen vielen het vaartuig aan, een bom kwam in het ruim terecht en een zeker aantal menschen werd gedood of gewond. In allerijl werd het schip bij Calais op het strand gezet. Van een hoogte van omstreeks twintig meter werden de gewonden aan touwen naar beneden gelaten en in hospitalen te Calais ondergebracht. De dooden liet men op het schip achter. Niemand keek er verder naar om, zelfs zijn de slachtoffers niet geïdentificeerd. Later is het schip op last van de Fransche autoriteiten met petroleum overgoten en verbrand.
scheepskerkhof

Het scheepskerkhof dat de Duitsers aanrichtten voor Duinkerken en Calais werd in juli 1940 plastisch uitgebeeld bij een triomfantelijk artikel over de Duitse opmars in het Duitse propagandablad Signaal. (Zie ook Triomf over Vernichtingsschlag)

Deze ‘eindoplossing’ wordt, voor zover valt na te gaan, nergens anders beschreven. Maar onwaarschijnlijk is het niet. Het moet in de ruimen een vochtige smurrie zijn geweest van halfverbrande kapok, wrakstukken en stoffelijke resten en er zal weinig animo zijn geweest om onder levensgevaarlijke omstandigheden lijken te gaan ruimen. Toen de ramp zich voltrokken had rukte het Duitse leger steeds verder op in de richting van Calais en Duinkerken, om een kleine week later uit te monden in de Slag om Duinkerken. Bommenwerpers schoten op alles wat bewoog. Op 4 juni was de Britse evacuatie voltooid, lagen Calais en Duinkerken nagenoeg in puin en was de zee voor de kust veranderd in een scheepskerkhof. Er waren toen beslist andere prioriteiten dan het bergen van de halfvergane lijken uit het scheepswrak. Petroleum leek een adequate oplossing voor de problemen. Franse autoriteiten ontbraken intussen, dus de opdracht moet afkomstig zijn geweest van de Duitse bevelhebbers.

Enquête opvarenden

Het Ministerie van Defensie beschikt, aldus Zuidfront Hoolland, over een Rapport van de ramp met het Franse ss "Pavon" op 20 mei 1940 en lijst van vermisten en overledenen (zie: Slachtoffers van de Pavon). Dat is waarschijnlijk hetzelfde verslag waar vaandrig Schermers melding van maakt in zijn eigen verhaal: een 'Voorlopig rapport inzake de ramp met de 'Pavon' van 17 november 1940', verzameld uit een 100-tal getuigenverklaringen, dat volgens hem echter erg vaag was en uitging van veel veronderstellingen.

Daaropvolgend zijn enquête-formulieren rondgestuurd en is aan de hand van totaal 90 interviews en 595 ingevulde vragenlijsten een definitief verslag over het bombardement op de "Pavon" opgesteld, inclusief een lijst van de aan boord aanwezige officieren.
Zelf had hij overigens geen vragenlijst ontvangen, en dus ook niet ingevuld. Veel van de verzamelde gegevens zijn overigens verloren gegaan tijdens het bombardment op de Bezuidenhout (3 maart 1945).

Rapporten

In zijn verslag heeft vaandrig Schermers een samenvatting gemaakt van de hem bekende rapporten over de Pavon.

Schout-bij-nacht Van der Stad

Fotootje van schout bij nacht H.J. van der Stad (1887-1970) bij Nederlandse opperofficieren 1940-1945 >

Kort voordat veldpredikant Greeven op 20 mei, na een doorwaakte, koude nacht in Duinkerken (zijn jas was weg, lag in een auto die zoek was en die uiteindelijk die ochtend werd teruggevonden), in de kazerne terug kwam, waar alles in beweging was om Duinkerken te land of over zee te verlaten, ontmoette hij collega’s die zich, tot zijn grote ergernis, van de troep hadden afgezonderd en in Duinkerken hun eigen gang waren gegaan.

‘Ze hadden heerlijk geslapen, nog heerlijker gegeten tezamen met den opperbevelhebber, den vroegeren Schout bij nacht, territoriaal opperbevelhebber van de provincie Zeeland.
In zijn aantekeningen vult Greeven aan dat het ging om

Schout-bij-nacht v.d. Stad, die met verschillende officieren van zijn staf ook te Duinkerken was. Later is hij, naar ik hoorde, verdwenen, waarschijnlijk naar Engeland. (Greeven, pag. 29)
Hij werd echter, op 21 mei, door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt.

Organisatie

Het was de bevestiging van een vooroordeel. Greeven was geen bewonderaar van Van der Stad. Toen hij de ergernis beschreef over het feit dat de Nederlandse soldaten zonder voedsel en verzorging aan boord van de Pavon werden gecommandeerd gaf hij – onwetend van de rol van de Franse generaal Watrin – de Zeeuwse commandant, schout bij nacht Van der Stad daarvan de schuld:

Aan de organisatie heeft het in die dagen heel wat ontbroken, ondanks het feit, dat de opperbevelhebber twee millioen van de krijgskas in Zeeland in zijn zak had.
Mogelijk heeft dat verhaal te maken met het gerucht waar GeschiedenisZeeland.nl melding van maakte, dat Van der Stad voor zijn vertrek naar Noord-Frankrijk in Middelburg nog even 2,5 miljoen gulden had opgehaald, die zou zijn afgeleverd in Parijs. Of het geld Parijs heeft gehaald is de vraag. Wel had de schout bij nacht een 'krijgskas' op zak van 100.000 gulden, waar hij echter niets mee kon doen, omdat niemand dat geld wilde aannemen of wisselen voor bruikbare francs (De Jong, deel 3, pag. 489).

CZ Vlissingsche Courant, 13 juni 1940 >

Kort voor het vertrek van de Pavon had Greeven een aanvaring met Van der Stad:

Die opperbevelhebber was een mensch, die me niet erg aanstond. Nog op het kazerneplein had ik aanstalten gemaakt, om me even voor te stellen en hem te vragen of we op de reis ook geleide meekregen van vliegtuigen of oorlogsschepen, teneinde de jongens, die ook ongerust waren, wat op hun gemak te kunnen stellen. Maar ik werd op een dusdanige wijze door hem afgesnauwd, dat ik ‘m op even ostentatieve wijze brutaalweg den rug heb toegedraaid en met ’n hand een beweging gemaakt, die hem beduidde, dat hij dóór kon gaan, en dat ik niets met hem van doen wilde hebben. (Greeven, pag. 31)

Teleurstellingen

Greeven kijkt verbitterd terug op twee weken die hij achter de rug had:

Het was een absoluut onverantwoorde daad een dergelijk aantal menschen weg te sturen op een schip zonder begeleiding of voldoende bescherming. Naar mijn bescheiden mening is de bevoegde autoriteit hierin zonder pardon tekort geschoten. En dat klemt des te meer, daar deze bevoegde autoriteit een zeeoffficier was, die dus de gevaren van de scheepvaart kende.
Greeven was er op dat moment niet van op de hoogte dat de brigadegeneraal Watrin Van der Stad de regie over de Nederlanders volstrekt uit handen had geslagen.

Deze ramp was voor mij de tweede groote teleurstelling. De eerste teleurstelling was, dat men ons op dien rampzaligen terugtocht van St. Oedenrode naar Tilburg, zonder helpende vliegtuigen, weerloos overleverde aan de vernietiging door den vijand. (Greeven, pag. 9) In beide gevallen heb ik een sterke twijfel voelen opkomen aan het beleid van de Nederlandsche officieren en van de geheele geallieerde legerleiding.

En verder trof mij, wat de aalmoezenier mij vertelde, dat de officieren dermate radeloos waren, dat hij de leiding maar overgenoomen had, en voor huisvesting en voedsel zorgde en probeeren zou, de menschen op de een of andere manier naar het Vaderland terug te voeren. Want het verblijf hier in Frankrijk was volkomen nutteloos. Hier was voor het Vaderland niets meer te doen.

Greeven sprak uit ervaring. Bij verschillende gelegenheden zag de veldpredikant, bij gebrek aan leidinggevende officieren, zichzelf genoodzaakt het bevel over een troep soldaten op zich te nemen. Net als trouwens zijn rooms-katholieke collega, aalmoezenier Lam, die later nog vanuit Calais, met aanvankelijk 1200 overlevenden van de Pavon, de voettocht richting huis begon.

Weinig leiding

Dat Van der Stad geen sterke leider was, werd bijna 45 jaar later nog eens bevestigd in een boek van van Ph.M. Bosscher:

In een bespreking in de Provinciale Zeeuwse Courant van 23 maart 1984 van deel 1 van het boek ‘De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog’ wordt vastgesteld:

Van Commandant Zeeland ging in ’40 weinig inspiratie en leiding uit’. Over de rol van de Commandant Zeeland in de strijd tegen de binnenrukkende Duitsers wordt opgemerkt: ’Als op zijn plaats iemand had gestaan die beter voor zijn taak berekend was geweest zou de strijd om Zeeland weliswaar zijn verloren, maar er zou waarschijnlijk met meer effect tegenweer zijn geboden’.
Dr. F. Snapper, die in een artikelenreeks van vijf artikelen in Mars et Historia (zie Bronnen) de oorlog in Zeeland - en aan het eind de kritiek op Van der Stad - analyseert, is milder in zijn oordeel:

Volgens mij was schout-bij-nacht H J . Van der Stad een plichtsgetrouw officier, die door een tekort aan middelen, in het bijzonder van luchtdoelartillerie en jachtvliegtuigen, niet in staat was zijn taak naar behoren uit te voeren. Volgens professor De Jong moest de strijd in Zeeland worden opgegeven door het zware bombardement van de Duitse luchtmacht op Middelburg. Dit blijkt onjuist te zijn. Maar men kan het met hem eens zijn dat de "Luftwaffe" de beslissende factor was in de zege die de Duitsers in Zeeland behaalden.
De site van de Prinses Irenebrigade citeert uit het oordeel van de Parlementaire Enquêtecommissie:

Over deze episode (...) concludeert de commissie, dat de commandant Zeeland bij het terugtrekken der Nederlandse troepen, zij moesten van de Fransen zich naar Duinkerken begeven, niet effectief leiding heeft gegeven. Het is duidelijk dat het geheel is geïmproviseerd.
De commissie zou het trouwens beter gevonden hebben, 'wanneer de Nederlandse regering zich vóór de oorlog over de mogelijkheid van een terugtrekken der troepen op vreemd grondgebied zou hebben beraden.
Op 28 oktober 1970 is schout-bij-nacht Van der Stad op 83-jarige leeftijd overleden. De Provinciale Zeeuwsche Courant (29 oktober 1970) herdacht hem in een waarderende necrologie.

Verder met: Inhoud |
of:

23. Waden door geulen en over zandbanken
24. Een huiveringwekkende aanblik


Make a free website with Yola