20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


1. Over het verhaal van mijn vader

In de nacht van 9 op 10 mei 1940 lag Wubbe Horlings (1917-1993), korporaal bij de grenstroepen van de Grenadiers en Jagers van het Nederlandse leger, de Peeldivisie, vlak bij de Belgische grens, onder Goirle. Hij bewaakte er met zes soldaten een versperring. Plotseling werd de nachtelijke rust wreed verstoord:

Als ik terug ben maak ik een praatje met de schildwacht. Is voor ons allebei wat gezelliger dan in je eentje te staan of te zitten. En terwijl we wat heen en weer slenteren begint het in de lucht te rommelen. Vliegtuigen. Heel veel vliegtuigen. Heel hoog. Niet zichtbaar. Het wordt lichter. Nu is de lucht vol gedreun.
Het was de inleiding voor een dramatisch avontuur met als climax het bombardement van het Franse vrachtschip SS Pavon onder de kust van Calais. Het schip had bijna 1500 Nederlandse soldaten aan boord en was na een urenlange vertraging eindelijk vertrokken uit Duinkerken, met onbekende bestemming. Een uur na vertrek werd het schip door een Duitse jager gebombardeerd. Toen de opvarenden in paniek het dek bestormden kwam het vliegtuig terug om de opvarenden met mitrailleurs te bestoken. Het schip werd bij Calais aan land gezet.

Het bombardement kostte aan vijftig Nederlandse soldaten het leven. Ruim honderd militairen kwamen in ziekenhuizen in de omgeving terecht. De overlevenden werden in Duitse krijgsgevangenschap genomen en begonnen te voet aan de terugweg…..; niet iedereen richting huis.

Een ‘familieverhaal’ was dat Wubbe weken later, doodmoe, hongerig en zwaar vervuild, arriveerde bij zijn ‘meisje’ Truus, bij een toekomstige schoonfamilie die hem al lang had doodgewaand. Alleen Truus had steeds volgehouden: “Nee hoor, die komt gewoon weer terug.”

Broer Leen

Ter gelegenheid van hun verloving gingen Truus en Wubbe naar een 'echte' fotograaf >

Wubbe was ‘een lange vent’, herinnert zich Dicky (1927), de zus van Truus (1916-1991), mijn ‘tante Dick’, die twaalf jaar was toen hij voor het eerst in Den Haag kwam logeren.

Hij was een Groninger en woonde in Smilde. Net als Leen: gereformeerd. Zijn vader Andreas had een boerderijtje en was jong gestorven. Broer Bertus runde de boerderij. Wubbe was nog op de kweekschool of net daar van af. Hij zou onderwijzer worden. Mede daardoor werd hij al gauw korporaal. Hij zou het in diensttijd nog wel hogerop kunnen schoppen.
Tijdens de mobilisatie kregen de soldaten soms een weekend verlof om hun huisgenoten elders op te zoeken, weet tante Dick. ‘Leen kwam dus af en toe op vrijdagavond thuis en ging op zondagavond weer terug. Omdat Wubbe in Drente woonde kostten de heen- en terugweg te veel tijd om op bezoek te gaan bij zijn familie. Leen nam hem daarom mee naar ons huis. Wubbe vond dat geweldig!’

Zo verscheen Leen met z’n dienstkameraad in de Oudemansstraat. Wubbe werd smoor en smoor verliefd op Truus. Nadat er eerst een briefwisseling ontstond, hadden Truus en Wubbe al gauw verkering
Truus en Wubbe verloofden zich officieel. De familie uit Drente kwam over en overal in huis lagen bedden om de familie op te vangen. Zo hadden we, ondanks een dreigende oorlog, toch wel een gezellige tijd.

Doodgewaand

Korporaal Wubbe Horlings behoorde niet tot de getuigen van dramatische oorlogservaringen die dichtklapten en al hun geheimen meenamen in hun graf. Hij wilde er best over vertellen, maar daar was niet altijd belangstelling voor. Achteraf moet worden vastgesteld dat de flarden aan oorlogservaringen die hij over probeerde te brengen bij zijn toehoorders nooit uitgroeiden tot een samenhangend verhaal.

We begrepen dat onze vader als soldaat na de Duitse inval in Duinkerken terecht kwam, een schip bereikte om naar een andere plaats in Frankrijk te varen (waarom Frankrijk? Engeland lag aan de overkant!). Het schip was op zee gebombardeerd. Dat hij op die boot met een andere soldaat van plaats had gewisseld, omdat Wubbe lang was en die ander korter; dat lag prettiger, maar de soldaat op ‘zijn‘ plaats was gesneuveld. En het had niet veel gescheeld, of hij had zelf het avontuur ook niet overleefd.

Achttien jaar na dit drama, in 1963, verhuisden we van Almelo naar Den Haag. We kregen daar een bovenbuurvrouw, mevrouw Lokker, een weduwe. Ze had niet alleen haar man verloren maar ook een zoon. Die was op zee gesneuveld, door een Duits bombardement. Op hetzelfde schip als Wubbe Horlings.

Onderste la

De verhalen die we hoorden waren nogal onsamenhangend. Ik weet dat ik mijn vader eens vroeg zijn ervaringen op te schrijven. Vermoedelijk heel veel later gaf hij mij zijn verslag, met kleine regelafstand getikt op een schrijfmachine waarvan hij al heel veel eerder het lint had moeten verwisselen (geen Zeeuw, maar wel zunig). Ik weet ook nog dat ik er kennis van genomen heb, maar ik ben er in niet echt op teruggekomen. In elk geval verdween de map ergens in een onderste la.

Het kostte nog moeite om die onderste la terug te vinden. Aanleiding was een ander project dat op mijn weg kwam, 'Bruidegom achter prikkeldraad - Uitzichtloze briefwisseling met een krijgsgevangene in Stanislau en Neubrandenburg, 1943-1945', met als rode draad de correspondentie die bewaard bleef van tweede luitenant Henk de Pater tijdens zijn Duitse krijgsgevangenschap met zijn kersverse bruid en zijn ouders in Amsterdam. Toen bedacht ik: ik heb thuis ook nog zo’n verhaal liggen.

Het verhaal van Wubbe Horlings

Het verhaal van de 22-jarige korporaal Wubbe Horlings, van de Duitse overval op 10 mei 1940 tot en met zijn terugkomst in Rotterdam in juni 1940, wordt in deze documentatie in zijn geheel weergegeven.

Daarbij voelde ik de journalistieke plicht het verhaal hier en daar aan te vullen met achtergrondinformatie. Maar dat is uit de hand gelopen. Over het scheepsbombardement bleek uitstekende documentatie te bestaan, waaronder een speciale pagina van Zuidfront Holland, De tragedie met de Pavon. Ook kwam ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ van dr. L. de Jong in december 2011 digitaal beschikbaar, zodat ook daar beter naar achtergronden kon worden gespeurd.

Het internet bood tientallen bronnen van en over ooggetuigen. Daarbij een aantal egodocumenten, met belangrijke aanvullende informatie. (Zie ook: Belangrijkste bronnen. Maar ook interviews met lotgenoten voor wie de gebeurtenissen mythische proporties hebben aangenomen, waarbij soms het overgrote deel van de 1500 opvarenden van de Pavon het leven zou hebben gelaten.

Er zijn hoogstwaarschijnlijk nog maar weinig opvarenden van de Pavon in leven. Iemand die toen achttien was, zou nu de gezegende leeftijd van 90 hebben bereikt. In de zomer van 2013 had ik echter een gesprek met een toen bijna 95-jarige overlevende, die nog zeer nuttige informatie toe wist te voegen. Voordat 'de ramp met de Pavon' definitief in het vergeetboek zou geraken voegt dit document waarschijnlijk nog wel het een en ander toe aan alles wat al bekend is over de Duitse overval in Brabant, de spanningen in het nog ‘Nederlandse’ Zeeland, de ramp met de Pavon en de chaotische thuistocht van de Nederlandse overlevenden, dwars door kersvers bezet gebied.

Eén conclusie kan hier al worden getrokken: als de Pavon niet een Franse haven als bestemming had gehad maar Engeland, ‘aan de overkant’ van Duinkerken, dan zat ik hier nu niet dit verhaal te schrijven.

© André Horlings, maart 2012.


Verder met: Inhoud |
of:

2. 'U krijgt geen bevelen meer'
3. Fransen waren op weg naar Breda


Make a free website with Yola